Je staat voor het raam, ik zie je staan. Ik twijfel even of ik naar binnen zal gaan. Ik vraag me af wie je vandaag bent. Ben jij degene die iedereen kent? Of ben jij degene die ik alleen ken? Degene voor wie ik bang ben? Ik weet het niet, ik kan het zo niet zien. Ik kom erachter als ik naar binnen ga misschien. Voor de deur blijf ik even staan. Zal ik heel hard wegrennen, of voor de zoveelste keer naar binnen gaan?