2 kinderen rennen: de ene omdat de school uit is. de ander om niet doodgeschoten te worden. 2 kinderen lachen: de ene omdat zn toets op school goed ging. de ander omdat zn buikje een beetje vol zat. 2 kinderen maken ruzie: de ene omdat ie achter de computer wil. de ander om een klein stukje brood. 2 kinderen vragen zich af: de ene wat ze gaan knutselen op school. de ander of hij de dag nog gaat redden. 2 kinderen huilen: de ene huilt omdat zn schaafwond bloed. de ander omdat zn ouders dood gaan. 2 kinderen in de wereld: de ene is net 10 geworden. de ander werd maar 9.....