Q
MIJ HAATTE, DÀN WÀS HAAR HAAT TERECHT! MAAR HAATTE HET DAWIEDEWIED MET DEZELFDE KRACHT OM DE VROME URIAH? Navoths lijk ìs dé mólensteen aan míjn voeten! Ik sleep hèm méé tot aan mijn dood?! Met moeite zàl Ìk me straks over
die vensterbank wòrstelen, zó überzwáár bèn Ìk! 'Mijn vóeten, Meribaäl, wìl je even? Néé, kíjk me niet áán, kijk naar mijn vóeten!' Meri-BAÄLS fluweelzachte ogen konden me toen niet weerhouden, nú kan ik ze niet meer VERDRÁGEN! Ik ging meteen ná het bericht van Navoths dood naar Achav, die lusteloos op zijn RUSTBANK lag! Ik sprak met 'n houten mond! 'STA ÒP,' zei ik, 'NÉÉM DE TUIN IN BEZIT VAN NAVOTH, DIE HÍJ Ú NÍET WILDE VERKOPEN VOOR GOED GELD, WANT NAVOTH IS NIET MEER IN LÉVENM HIJ IS DÓÓD!'
Ìk zàg Achav sprakeloos van zijn RUSTBANK kómen, òngelóvig, maar smakeloos verheugd? O góden, sta me bij, ik hield niet van hem, mijn liefde was tot ÀS vergaan, ze smaakte bìtter in mijn mònd! Míjn Kóning, míjn Gòd wàs BLÍJ als 'n kìnd om Navoths dood! OM diens TÚIN! Hij zàg míjn doodsnood niet, want het ongeluk geeft zich niet bloot op mijn gezìcht, míjn tránen kómen júist als Ìk gelukkig ben...
Hij kùste me en snelde naar buiten! Ik zàg hem in de Túin: 'n groep slaven verzette de palen, waardoor Navoths Túin bij die van het Pa-léis getrokken werd, want het bezìt van MISDADIGERS vervalt na hun executie aan de Króón! Ik trok me terug & sméékte de góden mij genadig te willen zijn, maar ze gaven me geen enkel téken van léven!
TÓEN DIENDE OVADYAH ZICH AAN! Ik durfde hèm nu niet onder ogen te komen, want ik dacht dat ik van schaamte zou vergaan! Ik liet hem zeggen dat ik ziek was, dat ik nu niemand ontvangen kòn, maar híj hield áán! Ik kòn hèm niet weigeren omdat hij voor mij als 'n vader geweest was?!! Dus ik ontving hem & onderging de vreeslijke verschrikking van zíjn verwijtende blik! Hij zweeg lang en schudde zijn hoofd!
'Ik moet het hof verlaten,' zei hij toen.
'Ik kàn de koning niet langer dienen!'
Tóen pàs dròng het vòlle gewìcht
van mijn wandaad
tot me
door.