31346gkbvo5154b: Benhadad van Damascus trok Israël
Q BINNEN & BELEGERDE SAMARIA ÒPNÍEUW! Dit keer werd de toestand nòg hopelozer dan onder Achav, want Benhadad legde 'n ijzeren ring om de stad & er kon nu geen muis meer in of uit? Ik vreesde eigenlijk 't meest voor watergebrek, want anders dan Megiddo had Samaria geen verbinding met 'n bròn & waren we geheel aangewezen op cisternen! 't Water werd al vanaf de tweede maand op rantsoen gezet. Helaas, de watervoorraad bleek niet zó'n probleem: 't gebrek aan voedsel dreigde ons de nek te breken. Al gauw at het volk àlles war eetbaar was: van honden & spinnen tot allerlei ander ongedierte. 'n Ézelskop, in vredestijd afval voor de honden, kostte nu 80 zilverstukken, drie- tot viermaal de prijs van 'n goede slaaf, 'n vierde maat duivenmest, dat als vervanger diende van zout & volop werd gebruikt, kostte 5 zilverstukken. Toen de koning en ik eens over de muur riepen om de toestand in ogenschouw te nemen, riep 'n vrouw naar hem: 'Help toch, Mijnheer de kóning & Ú óók GEBIEDSTER, hèlp me, want ik heb niets meer te eten!' Maar Yoram zei in zijn wanhoop: 'ALS GOD U NIET HELPT, WAAR MOET IK DAN VOEDSEL VANDAAN HALEN? Van de dorsvloer of van de perskuip? Maar Ú ziet er verward uit, wàt ìs er met Ú aan de hand?' Toen wees de vrouw naar een andere vrouw naast haar, die ook al even mager en bleek was als zij! De vrouw zei: 'Deze vrouw heeft tegen mij gezegd: geef uw zoon, dan eten we die vandaag, dan zullen we mijn zoon morgen eten! Wij hebben dus gisteren mijn zoon gekookt en hem opgegeten! Maar toen ik vandaag naar haar toe ging & zei: "GEEF NÚ ÚW ZOON, DAN ETEN WE HEM OP!", had zij háár zoon verstopt!' De tijd stond stil en suisde in mijn oren. Ik zag de vrouwen naar de koning staren, hun monden open, als twee zwarte gaten! Zij waren al zóvèr héén dat ze het absurde van hun woorden niet meer goed konden horen. En wàt kòn de kóning zèggen? 'Vrouw, haal onmiddellijk uw zoon tevoorschijn en deel hem met uw buurvrouw'? Dàt kwam niet in hem op! De koning was versteend. Hij stond daar op de muur, terwijl het Dal zwart van de Vijanden was! Ik keerde me van hem àf & staarde naar beneden! De grond was omgewoeld! Tôen schreeuwde Yóràm luid, als 'n hond in de NÀCHT! Hij hàd geen woorden meer. Het VÒLK kwam geschrokken naar de muur & staarde naar de koning, die al jammerend aan zijn baard trok. Hij rukte aan zijn kleren, die scheurden met 'n knetterend geluid. Dit eeuwenoude gebaar bij rouw, waarin men bij gebrek aan woorden z'n enige toevlucht zoekt, sloeg als 'n smartelijke ontroering door de menigte: de kóning geeft het òp, hij weet niet meer wàt híj moet dóen, we zijn verlóren! Wat KÀN men anders dan zichzelf met àlle hebben & houden overgeven tot maaltijd voor het VÒLK: dat ìs àl wat resteert?
Asih, man, 79 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende