Q
CHULDA,' fluisterde mijn vader. 'KIJK NECHUSTAN AAN.
HIJ IS MOSJEHS EIGEN SLANG! HIJ DOET GEEN KWAAD, HIJ DOET ALLEEN MAAR GOED!'
Ik had Yeroesjalayiem gezíen, ik was klaar, ik had geen zin om dóór te leven, maar ik hield van mijn vader en moeder.
Ik trok met geweld mijn ogen ópen en staarde bevend naar de koperen slang van Mosjeh. Het beest staarde terug & 't léék
òf híj mèt z'n blìkkerende ogen mijn lichaam binnendrong? Het deed pijn! 't Vóelde àlsòf ik úit elkaar gescheurd werd? Ìk gìlde!
Nú, zoveel jaren later, begrijp ik dat de slang met zijn scherpe blik het gìf úit mijn lichaam schraapte èn dàt míjn líjn m'n genézing was!
Ik krònkelde àls 'n slàng in de armen van mijn vader, ik siste, ik dàmpte, ik plaste & kotste! 't Gìf werd geloosd, de slang kroop mijn líjf úit & líet me slap als 'n vaatdoek àchter. Maar ik genas. Mijn ouders waren dolgelukkig. De terugreis naar Samaria was één langgerekt feest omdàt Ìk terùgkéérde, terùg ìn de wéreld? Maar ik wàs ànders geworden, ik zàg méér, ik dóórzàg méér, ik was geen kind meer
maar 'n profeet ook al wist ik dàt tóen nog níet! Ik draag aldus deze gebeurtenissen mijn hele leven met me mee! Ik zíe de koperen slang van Mosjeh nog dagelijks vóór me, maar híj bestaat niet meer. Hij is kapotgemaakt door 'n vrome koning. Nechustan is me
ná mijn genezing zó dierbaar geworden dat ik me afvraag òf het vróóm was òm hèm in duigen toeblaften vallen? Òf laat ik het
algemener stellen: de herinnering aan de slang die mij genas heeft me de vraag leren stellen wàt vroomheid eigenlijk ìs?
Maar daarover later... In feite waren, zijn & blijven we allen min of méér óók àltijd wéér zó'n kìnd van alle leeftijden, plaatsen, geslachten, lichamelijke krachten & geestelijke machten: tegelijk mannelijk, vrouwelijk, transgender, talig, aardig, waardig, multiplex, maxiflex, transgeen, fysiek, psychisch, foetaal, fataal finaal; voelend, denkend, ziend, horend, proevend, smakend, ruikend, genietend, lijdend, vermijdend, aanrakend, invoelend, genezend ~~~