31420gkvo5195 & toen opeens bedacht ik dat ik ìn ~
EEN VIS ZAT, WANT WAAR KWAM ÀNDERS DIE STANK VANDAAN? Op mijn weg naar RAMÒT was ik langs hèt HARPMEER van Galilea gekomen en had daar visschers aan land zien komen met tònnen VÒL vìsch! Mijn neusvleugels begonnen te wapperen van de sterke lucht die me uit die tonnen tegemoet waaide! En hoewel ik als profeet sterke Visschers BÈST àls mijn leerlingen gebruiken kon, sloeg ik op de vlucht! En tòch, nu ik gevangen zàt ìn 'n visschenbuik, waren het juist de vervelende herinneringen die me uit de nood hielpen?! Ik zàg vóór me hóe ik de Yardeenrivier overstak naar het geurige Lànd van GILEAD, op wèg naar de vrijstad RÁMÒT! Toen ik aankwam bij 't Israëlitische Léger dat onder leiding stond van Yehu de stad belégerde omdat ze bevrijd moest worden uit de handen van de koning van ÁRÀM, vroeg ik om te worden toegelaten tot de generaals! "WAAROM ZOUDEN WE EEN GEK ALS JIJ TOELATEN TOT ONZE GENERAALS?" vroeg één van de wachters. "OMDAT ELISA DE PROFEET MIJ STUURT," antwoordde ik. De wachter knikte. "DÀT VERANDERT DE ZAAK," zei hij. HET VIEL ME TOEN AL ÒP DÀT HÍJ NÍET NAAR MIJN NAAM VROEG, MAAR DAT HIJ ME ZONDER OOK MAAR ÍETS VAN ME ÀF TE WETEN, ONDER DE HOEDE VAN ZWAARBEWAPENDE SOLDATEN NAAR HET CENTRUM VAN EEN NABIJ-GELEGEN DÒRP STUURDE, WANT DÁÁR HÀD DE LEGERLEIDING ZICH GEVESTIGD! De generaals waren juist in vergadering bijeen toen ik tot hèn toegelaten werd. Ik herkende Yehu meteen. Ik zei: "MAG IK U SPREKEN GENERAAL?" "Wìe van ons wilt u spreken?" vroeg Yehu. Ik lóens enigszins, dus hij wìst blijkbaar niet zéker wíe ik aangekeken had. "Ú!" zei ik. "Dàt is goed!" zei Yehu. "Ik luister!"
"IK ZOU U GRAAG APART WILLEN SPREKEN," zei ik, nu voor alle zekerheid wijzend met mijn vinger. Er klonk wat gemurmel in de zaal omdat ik de vergadering dreigde te verstoren. Maar Yehu zei: "DEZE PROFEET WORDT GESTUURD DOOR DE GROTE PROFEET ELISA, DUS MOET ZIJN BOODSCHAP WEL BELANGRIJK ZIJN!" Híj vroeg niet naar mijn naam, stond òp & ging me vóór naar 'n gebouwtje vlak-
bij. Terwijl ik deze kolossale herinnering ophaalde in de buik v/d Gróte Vìsch, vroeg ik me af waar ik de lucht die ik inademde vandaan haalde? Zoog de Vìsch lùcht úit 't Wáter & ademde ik zijn opgezogen lùcht? Ik werd benauwd van de gedachte. Precies zó benauwd voelde ik me toen ik met Yehu 't gebouwtje binnenging! 't Léék of ik met m'n leven telkens door 'n té smàlle deur moest. Mijn léven benàm me de adem! Hàd ik 'n slecht voorgevoel? Deelde ik 't lot van Sjmóe'ël die 'n koning zalfde die krankzinnig werd van zijn zware táák?
Asih, man, 79 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende