31991ag31OpZoekNaarG dsGelaat:Spreek Mijn Naam Uit
Q&@ EEN WEERGAVE VAN 'YaHWeH' DOOR 'DÉ ZÍJNDE' IS ALS VERTALING SLECHTS BIJ BENADERING GESCHIKT.
Er moet ook ruimte gelaten worden voor de altijd-wordende kant van 'Dé Éne'! Maar er is nog 'n àndere reden waarom 'Zíjnde'
als vertaling van YHWH niet goed werkt. Dit kunstmatig tegengehouden werkwoord is in 't Hebreeuws niet alleen maar 'n zelfstandig naamwoord, maar wordt ook als 'n éigennaam gebruikt. 't Verschilt v/h woord Elohiem, dé àlgeméén gèldende Hebreeuwse term voor G d. YHWH ìs dé éigen naam van G d. In 't Hebreeuws aangeduid als sjeem ha-meforasj, dé expliciete naam? Wanneer je 'n naam bezig is het mogelijk dat iemand zich tot jóu rìcht! Ik róep je bij JÓUW náám. Ik kan me direct tot jou wenden omdàt ik jouw naam kèn! De joodse religieuze ÈRVÁRING bewéért ten díepste de naam van G d te kènnen. Het dùrft weliswaar deze naam niet uit te spreken èn zèt de éne na de àndere omschrijving dáárvoor in de plááts? Maar het àls 'n ingehouden adem onuitgesproken woord ìs er
wèl! Het stond geschreven op de diadeem van de hogepriester. Het staat nú geschreven in de zg. tefillien v/d hedendaagse zg.
vrome òf in de mezoeza op de deurpost van 'n Joods Húis, of wordt via omschrijving uitgesproken in 't hàrt van elk Joods GEBÈD.
Dìt centrale aspect v/d oude Jóódse godsdienst wordt in 't gehéél niet veronachtzaamd door 'n moderne(r) manier van omgang met de liturgie. De mogelijkheid òm G d bíj zijn naam te nóemen heeft 'n quasi-magische kwaliteit. Iets dàt 't louter vrágend sméken te bóven gaat of dat 't ÈCHTE smeken pas mógelijk máákt?! "Ik zal hem verheffen omdat hij Míjn Náám KÈNT!", zegt de G d v/d psalmist over de gelovige (PS 91:14)! "Wíj zùllen Jóuw Náám úitspreken èn Jóu òp de troon zetten, ònze G d èn ònze Kóning", staat in onze dage-lijkse inleiding tòt de morgenpsalmen! Maar in staat te zijn om macht over G d òp te roepen - want dàt ìs dé zíel v/d magie - heeft al evenzeer nòg 'n àndere kant? Iemands náám kennen betékent immers iemand persoonlijk kennen?! Iemand die 'n náám heeft komt, zeker in onze intermenselijke ervaring, úit de anonimiteit ÈN wòrdt gehéél mènselijk! Wanneer hij of zij 'n naam heeft is 't des te harder om zó iemand gewèld aan te doen of te òntmenselijken? Iemand bij náme róepen ìs iemands mènselijkheid èrkènnen! Op een benedenmenselijk niveau is dat ook zo: we gaan 'n relatie aan met 'n DÍER door òns lievelingsdier 'n eigen náám te geven? 't Géven van namen, zo zeggen onze rabbijnen, wàs Adams Éérste Wijze Dáád!
'n Handeling die hèm ècht mènselijk maakte...
Asih, man, 79 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende