32357LKY15b wie heeft Yesj nodig of het misbruik
VAN ZIJN NAAM? Als ik 't over 'vergetelheid' heb bedoel ik dat níet lètterlijk: zíjn náám is níet vergéten! 't Is ook niet zó dat Yesjoea als persoon GEHÁÁT of zwàrtgemaakt wòrdt; 't komt zèlden vóór dàt íemand háát predikt met betrekking tot Yesjoe?! Integendeel, 't komt juist heel vaak voor dat de mensen z'n náám voor zich òpéisen èn hun úiterste BÈST doen òm 'met alle geweld' te bewijzen dàt het Yesj ìs díe hùn publieke of private, politieke of religieuze zaak met kràcht ònderstéunt!? Zo nú & dan wordt hij belachelijk gemaakt door professionele cabaretiers, commerciële conferenciers, geile grappenmakers & koddige komieken: KEER DE ANDERE WÀNG OF BIL TOE EN GÉÉF DE SCHURKEN OM MÉÉR DAN ZIJ VRÁGEN! BID VOOR HEN DIE JOU VERVOLGEN EN JE HÁTEN! - 'T ÌS OM TE GÌLLEN NIETWAAR? Maar veel váker wordt er 'gewoon' gebruik of misbruik van hem (haar/het) gemaakt. En tòch, dat hij vergéten is behoeft geen betoog... Ieder die de euangelies leest & nadenkt óver de wéreld díe ons allen omgeeft van de wieg tot ná 't 'graf' & over 't leven dat wij meestal daartussen leiden zal daar ogenblikkelijk van overtuigd zijn! Wàs (ook hij!) G d? Dáár wéét ik helemaal níets van! Maar àls er ooit 'n zg. "goddelijke mènsch" op aarde gelééfd hééft, dàn is hij (zij/het) dàt?! In Yehosjoea's blijde boodschap(pen) ìs er tenmìnste één "aspect" dat géén twijfel oproept èn géén onderwerp van discussie ìs? En dàt is dat héél zijn léven èn z'n héle ònderricht zich ontwikkelt i/d diepe schaduw v/d Láátste DÀG, vàn de dag díe in 't Óórdéél beslóten ligt! Zònder déze apocalyptische verwachting(en) ìs er aan het christendòm níets 'begrijpelijks'? YESJ was niet alleen degene die, zoals Yochanan de Dóper, hèt Gòddelijk Kóninklijke ("Koninkrijk G ds"
aan-kondigde, die 'dé MÈNSEN' òpríep òm berouw te tónen & te HÈBBEN èn zich ootmoedig & vòl verwàchting op de zg. parousie (komst) te blijven voorbereiden! Híj ìs díegene díe BEGÒNNEN ìs òm dàt Kóninkrijk òp te blijven bóuwen? Tòt begríjpelijke àfkéér & àfschúw van de joodse heersende 'collaborerende' priesters, die hèm ervan beschuldigden dat hij (òndànks hèn) grote inbreuk maakt op hetgeen alleen 'áán G d TÓEKOMT', schonk híj (zij/het) de mènschen vergeving 'van zonden'!? En hij 'vergàf de zònden' níet in persoonlijke zìn, níet zo àls íeder van òns aan anderen 't kwade vergéven kàn dat zij òns áándeden, maar i/d zin dat híj die zonden úitwìste, ze òngedáán maakt & 't bestaan ervan tenietdeed! Absolvantur tibi peccata tua: jouw zonden worden je kwijtgescholden. Wie zóu dàt alzó tòch nog tégen íedereén zùllen kùnnen wìllen blijven zèggen ondanks alle übergrote mega-ellende?
Asih, man, 79 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende