WONDERBAARLIJKE VOOR DE WETENSCHAP
IN BEGINSEL ONAANVAARDBAAR IS? En nú lijkt u in twijfel te trekken
òf zèlfs het christendom het idéé vàn 't wonderbaarlijke Bóvennatuurlijke wel NÓDIG heeft?
Àls het er zó voorstaat, wàt blíjft er dàn nog óver vàn het christendom? De veronderstelling dàt ÀLLES,
mèt ìnbegrip van de Verrijzenis, op 'n natuurlijke manier te verkláren ìs, zíj het dàt we nog níet precies wéten
wàt de verklaring is - díe veranderstelling maakt "G d" óverbódig, èn óók Yesj zóu dáárméé óverbódig zíjn!'
De apologeet: 'Néé! ZÈGGEN dàt de wetenschap er nóóit mee zàl kùnnen ìnstemmen dàt er zóíets àls 'n bovennatuurlijke
gebéurtenis plaatsgevonden hééft ìs maar de hèlft vàn de waarheid. De andere helft ervan is deze: als G d de wereld geschapen heeft
èn àls de "wetten v/d natuur" van hem afkomstig zijn, dàn ìs ÀLLES bóvennatúúrlijk? De nótie v/h wònder hééft zich gevòrmd òm méde
díe verschijnselen te omvatten die zich aan de gewóne gàng der dingen líjken te onttrèkken, dat wil zeggen: zèldzame, búitengewóne verschijnselen! We hóeven dat wat zèldzaam ìs of buitengewoon niet te definiëren àls iets dat búiten de natuurlijke òrde VÀLT!
Ik geloof zèlfs niet dat de WÒNDEREN die in de christelijke traditie als zodánig worden geïdentificeerd per se in strijd zijn mèt
de natuurwetten die wíj beschouwen àls absolúút fùndamentéél, zoals de wet van behoud van energie?! Dàt wil níet zeggen
dàt het géén TÉKENEN wáren waardóór "G D" tòt òns gesproken hééft!? Ja, 't waren "door G d gewilde tekenen", de taal
waarin Híj ('zij/het'
mèt òns SPRÉÉKT?! Maar àls 't zó ìs dàt G d indirèct werkt door middel vàn secundaire oorzaken,
dàn is 't aannemelijk "Dát HIJ/ZIJ/HET" ònstekenen geeft zònder daarmee
de natuurlijke orde, die "HIJZIJHET" al hééft "geschapen",
te verstoren en/of gewèld
áán te
dóen!'