32818TB18des&dm inveroverde Steden/gebieden Sargon

BENOEMDE MEESTAL FAMILIELEDEN OF VERTROUWELINGEN, HOEWEL IN SOMMIGE GEVALLEN de lokale dynastie zijn toestemming wel kreeg om verder te blijven regeren onder voogdij van Sargon! Dóór zijn véle veroveringen was Sargon verplicht om een nieuwe beleids-structuur aan zijn staat te geven? Het is in déze context dat de opgang v/d Akkadische táál geplaatst moet worden: omdat Sargon uit 't Noorden van Babylonië afkomstig was (zijn hoofdstad Agade kon tot op vandaag aantoe nog niet gelokaliseerd worden) waar Akkadisch dominant was, werd déze taal tot rijkstaal gepromoveerd! Sargon werd opgevolgd door zijn zonen Rimus & Manistusu, maar 't is vooral zijn kleinzoon Naram-Sin die gedurende zijn 56-jarige regering het Oud-Akkadische rijk deed bloeien?! Naram-Sin is in de latere Meso-potamische literatuur 'n even bekend figuur als zijn grootvader, met dìt verschìl dat wanneer zijn grootvader als een held voorgesteld is geworden, Naram-Sin zèlf als antiheld afgeschilderd wordt!? Hij wordt er meestal van beschuldigd door hybris geleid te worden (tegen-over de goden door vergoddelijking v/h koningschap) & daardoor 't eind v/d dynastie veroorzaakt te hebben door de invallen v/d Guti... Hierbij werd i/d oudheid over 't hoofd gezien dat Naram-Sins zóón Sar-kali-sarri ná zijn váder nog 25 jaar geregeerd heeft & dat er ver-vòlgens, na 'n korte periode van anarchie, nòg 2 Oud-Akkadische koningen (DUDU & SUDURUL) geweest zijn. Hoewel het vaststaat dat deze latere literaire traditie niet correct is, wàs 't Oud-Akkadische rijk duidelijk verzwakt. In het Diyalagebied in Noord-Oost-Babylonië vestigde zich 'n Gutidynastie die roofaanvallen op 't Oud-Akkadische rijk uitvoerde & er ontstonden weer opnieuw onafhankelijke stads-staten met éigen heersers in Zuid~Mesopotamië. Dé bekèndste héérser is GUDEA van Lagash, die 't centrum van deze staat vestigde in Girsu. Hier zijn bij opgravingen verschillende diorieten standbeelden gevonden vàn de VÒRST die in de eerste plaats getuigen van zijn tempelbouwprogramma in Girsu. De eerste ondubbelzinnige attestatie van de stad Babylon na 't vroegdynastische BARKIBAR brengt ons terug tot de regering v/d Oud-Akkadische koning SAR-KALI-SARRI {rond 2200 v.C.}. In 'n jaarnaam van deze koning wordt verwezen naar 't leggen v/d fundamenten van de tempel van Anunitum en Ilaba in Babylon, dìt keer genoteerd met het gebruikelijke KÁ.DINGIR. 't Bestaan van deze tempel in Babylon wordt bevestigd door de tekst TIN.TIR.=BABIL waarin de tempel E-sagga-sarra genoemd wordt: 2 millennia na de eerste attestatie v/d tempel komt hij nog voor in 'n tekst die dateert uit de periode van Alexander de Gróte & de godin Anunitum krijgt offergaven in 'n offerlijst uit de Seleukidische periode. Kortom: verrukkelijk al die overeenkomsten & verschillen 'altijd' & 'overal'!