33833Y21 Smeyling64: 1 Thessalonicenzen 5 : 8 - 18

Dàt kan híj althans níet, die er enige verdienste in wil zien om 'kind des lichts' te zijn! Maar nu 't woordje VERDIENSTE gevallen is, ìs zó ook dáárméé al metéén dé térècht snaar geráákt: er steekt namelijk hoegenaamd geen verdienste in 'n kind des lichts te zijn & al wie 'r pràt op gaat dàt zij de dàg tóebehóórt gééft júist blíjk 't gehéim níet te hebben verstáán. Want kinderen des lichts, dat zijn niet zij, die 't juiste inzicht VERWÒRVEN hèbben; zij, die de dag toebehoren, dat zijn niet degenen die tot klaarte GEKÓMEN zíjn. 't Ìs àndersòm & dat staat er duidelijk genoeg: niet wíj hebben het licht, maar het LÌCHT hééft òns; 't ìs àls heilsboodschap óver ons GEKÓMEN. En zó zijn wij die de dag toebehoren niet meer dan gevangenen, gearresteerden vàn ùt LÌCHT. En dàt is nu niet iets om trots op te zijn, maar 't is wel goed om dìt BEWÙST te wéten, want kinderen v/d dag zullen niet overrompeld worden bij 't verschijnen v/d 'dag des Heren'; want over-rompeld zijn ze immers al! Om deze dingen te beseffen is nu vooral nùchterheid nódig & wat ìs 't verfrissend, dat SP de gemeente juist DAARTÓE oproept! Nuchterheid als christelijke levenshouding bij uitstek! Als, waar & wanneer de buitenwacht zegt, dat godsdienst is als opium voor 't volk, dan is dat geen boosaardige praat zònderméér; 't ìs 'n scherp onder- & erkennen v/d feiten: in elke religie steekt al-tijd wel weer 'n stuk dionysische verdoving & ook i/d kerk dreigt steeds de zoete zwijmel zich te doen gelden? Maar uit 't bijbelboek zelf wordt 't ons telkens, & soms op schokkende wijze, voorgehouden, dat 't Euangelie iets totaal anders ìs dàn religie! Laten wíj, die de dag toebehoren, nùchter zíjn; dàt betékent: láten wíj ònszèlf & de dìngen díe ons omrìngen beschouwen ìn 't licht dàt óver ons GEKÓMEN is; ònverdúisterd dùs èn ònbenéveld! Zó ìs nùchterheid dan ook géén ònbewógenheid of kóelheid: de christelijke nuchterheid is vol warmte & liefde & kan zèlfs tot extase leiden. Omdat de waarheid, die èrdóór gezíen wòrdt zó verrukkelijk ìs! Slaap/dronkenschap daar in tegen horen bij de nacht; zij spelen zich af i/h rijk der duisternis. Want de sláper is 'r níet werkelijk bij & de beschonkene verliest norm & proportie uit 't óóg! 't Is immers typerend voor de drònken mensch, dàt àlles móet wíjken voor àlles waar híj toevàllig z'n aandacht op vestigt. 'n Gevaarlijke toestand in dàt Ènge Wereldje v/d roes, waar men wel aansprakelijk is maar z'n verantwoordelijkheid niet kent?!! In slaap ÈN dronkenschap verkeren er Vélen; ze zíjn er wèl, maar ze zijn er maar HÀLF; ze leven wel, maar niet bewust van een eigenlijk léven. Men heeft geen oog meer voor de grote wonderen & tékenen omdat men niet ìn het lìcht staat èn zó ìs men ook on-voorbereid òp dé dàg dès HÉREN! Laten wij, die de dàg toebehoren, nùchter zijn. Natuurlijk ìs dit alles symbolisch: improvisorisch & dus poëtisch fantastisch, pragmatisch artistiek, plaats-/tijdgebonden dubbelzinnig, bewustwordend ontdekkend, 'blootleggend' bedacht?!