tussen
lichte en zware zonden,
of tussen vergeeflijke en onvergeeflijke zonden.
Terwijl veel rabbijnen moord, ontucht, afvalligheid,
minachting van de Torah als onvergeeflijke zonden beschouwen,
noemt Yesj slechts één ènkele zonde onvergeeflijk, de zonde tegen de heilige Geest:
de wéigering v/d vergeving! Door 't denken in termen van VERDIENSTEN wordt de zonde GECOMPENSEERD:
tegenover de zwaarte van de zonde wordt de zwaarte van de verdiensten geplaatst,
waardoor de zonde zelfs kan worden opgeheven?
En niet slechts de éigen verdiensten,
maar óók die van anderen (van de vaderen, de gemeenschap, 't héle Vòlk)
kunnen daar uitertst gemakkelijk ingeroepen worden! Bij deze verlies- & winstaandeel
gaat 't 'r uiteindelijk alleen nog maar om, dat men zelf geen tekorten vertoont, maar zoveel mogelijk verdiensten
heeft verworven 'voor de hemel'?! Maar voor Yesj bestaat er geen 'verdienste'. Als Yesjoe over 'loon' spreekt -
hij doet dat aansluitend bij de preekstijltrant van zijn tijd nogal vaak -, dan bedoelt hij níet 'n 'verdienste':
níet 'n prestatieloon, waar de mènsch 'n aanspraak heeft op grond van z'n verdienste, maar 'n genádeloon,
dat ons door G d geschonken blijft worden op grond van zijn eigen wil
zònder Énige aanspraak erop!
Bij hem geen verrekening van verdiensten,
zoals de parabel over de arbeiders in de wijngaard nogal drastisch laat zien,
waarin èlk van hèn hetzelfde loon ontvangt. Nee, voor hèm gelden de regels van G ds barmhartigheid,
die tegen àlle burgerlijke gerechtigheid ìn áán íeder mènsch - of je nu lang of kort gewerkt hebt - 't volle pond geeft:
méér dan je 'eigenlijk' verdient? [goeds]Daarom kan 'n mènsch maar beter vergeten
wat voor 'goeds' men heeft gedaan!
Want ook daar waar je niets verdiend
meende te hebben, ontvangen we. 'G d' vergoedt,
máákt de dingen goed - dàt wordt bedoeld met 't spreken over lóón. Óók íedere beker wáter,
die de mens heeft vergeten. Wie over verdienste spreekt, kijkt naar z'n eigen
prestatie; wie over totale
vergelding spreekt, kijkt
'naar G ds
trouw'!