THEORETISCHE OF POËTISCHE LIEFDE?
Liefde bestaat voor hem níet allereerst uit woorden, ervaringen of gevoelens!
Liefde is voor hèm primair 'n sterke, dàppere dáád: híj wil praktische en om die reden concrete liefde...
Daarom moet ons tweede antwoord op de vraag wàt líefde ìs, luiden: voor Yesj is liefde niet alleen liefde tot de mens,
maar wézenlijk naastenliefde! 't Gaat hèm níet om liefde in het algemeen, in de vèrte, op afstand - maar heel concreet, nabij, tot de naaste. In de naastenliefde blíjkt de liefde tot G d èchte líefde. Dùs, naastenliefde ìs dé nauwkeurige graadmeter van de liefde tot G d: ik bemìn G d slechts voor zovèr ik mijn naaste bemìn!? En HÓEZÉÉR moet ik mijn naaste beminnen? Het antwoord van Yesjoe
is kort en kràchtig & sluit áán op 'n formulering uit 't OT: ÀLS JEZÈLF! 'n VANZÈLFSPRÉKEND àntwoord, dat naar de opvatting
van Yesjoea het gehéél òmvàt, geen rúimte laat voor verontschuldigingen of uitvluchten, en dat aan de liefde zowel richting als
máát geeft?! Dàt de mens zichzelf liefheeft, wordt verondersteld. En juist DÉZE vanzelfsprekende instelling van de mens
ten opzichte van zichzelf moet de - praktisch niet te overtreffen - maatstaf zíjn vàn de naastenliefde!
Wat ik mijzèlf schùldig ben, WÉÉT ik immers maar àl té GÓED; wat anderen mij schuldig zijn,
niet minder goed. Van Nature hebben we de neiging òm ìn àlles wàt wíj dènken, zeggen ÈN
vóelen onszelf te sparen, te beschermen, te begunstigen, ons eigen ik te verzorgen en te koesteren.
En nú wòrdt er van ons verwacht dat wij onze naaste precies diezelfde zòrg en koestering geven?
En daarmee vervàllen alle grenzen! Dat betekent voor ons, die van nature egoïsten zijn, 'n radicale
omkeer: het standpunt van de ander innemen; de ànder géven wat wíj onszelf schuldig denken te zijn;
de medemens zó BEHÀNDELEN als wijzelf door hèn behandeld WÌLLEN wòrden. Uitgerekend Yehosjoeah
zèlf laat dìt òns zíen, geen slapheid & wéékheid, geen afzien van zelfbewustzijn, géén uit- of verdóving vàn het ÌK
in 'n vroom zich verliezen of in 'n opgevoerde ascese in yoga of zen-boeddhistische of christelijke disciplinaire zin.
Maar 't àfstellen van het eigen ÌK op de ànder: 'n alert zijn, ópenstaan, klaarstaan voor de medemens, 'n grenzeloze bereidheid
tot hèlpen! Niet voor jezèlf léven, maar voor de ànder: dááròp stoelt, gezien vanuit de MÈNSCH die líefheeft, de onlosmakelijke
eenheid van òngedeelte liefde tot G d ÈN schier onbegrensde liefde tot de naaste. De gemeenschappelijkd noemer
v/d liefde tot G d & de naastenliefde is dus de afwending v/h egoïsme ÈN de WIL TOT OVERGAVE!
Alleen als ik niet vóór mezèlf leef, KÀN ik me gehéél ópenen voor G d & ongelimiteerd openstaan
voor de medemens, die net als ikzelf dóór G d bevestigd wòrdt. G d gaat dus óók
i/d liefde niet òp i/d medemens? En ik BLÍJF rechtstreeks verantwoordelijk
tegenover G d, & geen medemens kan mij deze verantwoordelijkheid
ontnemen! G d ontmoet mij - niet uitsluitend,
maar omdat ikzelf mens ben, wel
primair - ìn de médemensch
ÈN verwàcht dáár
mijn overgave.