Q
DWÉPERT,
die van de nood 'n deugd maakte
& armoe 'n religieuze glans wilde geven! In werkelijkheid kende ook
z'n 'oergemeente' geen algemeen Àfzien van Bezìt! Nóód leert immers
niet alleen bidden & smeken, maar ook vloeken & haten? Yesh verheerlijkt
armoede al net zomin als ziekte, natuurrampen & onderdrukkende wetsregels
van welke elite dan ook. Híj geeft géén opium: armoede, leed & honger, dorst &
verdriet zijn ellende, geen zaligheid, dus hij verkondigt geen àl te enthousiaste goedkope
spiritualiteit, die al 't onrecht spiritueel negeert of goedkoop met 'n compensatie in 't hierna-
maals verzacht! Anderzijds was hij ook geen fanatiek revolutionair die, om toch maar íets níeuws
te brengen, de ellende van de ene myDidag op de andere met geweld wilde afschaffen. Hij geeft
geen blijk van bittere gevoelens jegens de rijken, ook al waren die dáár ook toen al
in 't Midden & Verre Oosten totaal meedogenloos! Hij was níet
één van díe gewelddadige weldoeners van 'het Vòlk',
die de spiraal van geweld èn tégengeweld
steeds vèrder òpschroeven in plaats van
die te doorbréken! Hij was het zéker
níet eens met de maatschappelijke
verhoudingen zoals ze 'nu
eenmaal' zíjn
......
Maar hij kijkt al wèl
héél ànders naar definitieve òplòssingen: híj róept de àrmen, lijdenden, dòrstigen
& hongerigen midden ìn hùn ellende van de tegenwóórdige tijd zíjn 'Héil jùllie!', 'Zálig & gelùkkig
jùllie!' tóe?! Gelùk vóór al de àrmen, GELÙK vóór dé òngelùkkigen? Óók díe 'zaligspreking' moet
niet opgevat worden als 'n algemene régel, die voor iedereen te begrijpen is, of óveràl & àltíjd automatisch
van kràcht ìs: alsof èlke armoede, en íeder líjden, àlle èllènde vanzelfsprekend dé hémel & dàn nog wel
de hémel òp áárde zou gaan waarborgen. Ze moeten wèl opgevat wòrden als tóezegging: als 'n belofte
die voor hèn ìn VERVÙLLING gáát, die haar al met al nu niet meer neutraal áánhoren, maar zich
in vertrouwen éigen máákt! Zó bréékt voor hèn díe beloofde hoopvolle tóekòmst van
'G d' nú àl áán & verder dóór ìn hùn léven, brengt zíj nú àl vertroosting,
'n èrfdeel & verzadigen: wáár we ook terècht zùllen kómen,
'G d' gaat hèn vóór, ìs èr. Áánwézig, ópen èn
ÉÉRLIJK, bemóedigend & dóórwerkend ìn
íeder vàn òns: in planten, in dieren, &
in àlle mènschen als "G ds eígen"
kìnderen, vóórtrekkers,
genézers
...