BEROKKENT: DE BERICHTEN OVER 'T OUDSTE GEBRUIK VAN DIE NAAM "Swigenden Willem",
waarop Fruin & Blok hun mening grondden, zijn in 't Latijn tot ons gekomen en noemen nu daarbij nòch
hetzelfde Wóórd nòch hetzelfde Begrip! Één ervan spreekt van "Astutes Guilielmus": de 'sluwerd'? 't Àndere
daarentegen legt Granvelle 't woord "TACITURNUS", dat is dus letterlijk "de ZWIJGER" i/d mond! Tòch is o.i.
die moeilijkheid niet ònóverkómelijk. Op de plááts, waar van 'astutus' gesproken wordt, hebben we toch
eigenlijk - & daarom kan zij ook bezwaarlijk iets met de andere, waarop men wees, te maken hebben - we
hebben daar niet met een bijnaam, maar alleen met 'n incidenteel gebruikt epitheton te maken. Waar het
Latijnse woord werkelijk 't karakter van 'n bijnaam heeft, in 't bericht van Strada over Granvelle's vraag uit
1568, of behalve Egmont & Hoorne ook "de Zwijger" (zo noemde hij Oranje, zegt Strada) gevangen was, heet
't 'taciturnus'! Nu heeft dit woord i/d mond van 's Prinsen vijanden, ofschoon 't die op zichzelf niet heeft,
stellig 'n spijtige betekenis gehad? 'n Zwijger i/d neutrale zin v/h woord, dat hij niet placht te spreken of niet
goed spreken kon, had trouwens niemand, die Oranje ook maar enigszins kende, hèm óóit kùnnen nóemen...
Want híj wàs intégendeel 'n man, die gemàkkelijk zijn woord dééd! Vlg. 'n tijdgenoot kòn híj zèlfs betóverend
spreken, terwijl hij in "PERSUASIE", in 't overréden, zijns gelijke niet moet hebben gehàd? Derhalve, ook al
gebruikt men dan ook geen heel stèrk wóórd: de Prins als stiekemerd te brandmerken of iets dergelijks heeft
men tòch zéker wèl gewìld?! Conform verscheidene uitingen, hier & daar elders geboekstaafd, waarin hij een
Groot Kunstenaar i/h Veinzen genoemd werd, zich 'n veinzersnatuur, zag toegeschreven, of als "'n Reynardt,
hij heeft andere dingen voorhanden dan men meent" werd gekarakteriseerd!? Nu ìs wie bij z'n tegenstanders
stiekemerd heet natuurlijk volstrekt niet altijd in waarheid 'n bedríeger! Vijandsogen plegen wèl schèrp te zien,
maar niet ònpartijdig te oordelen. Doch tegelijk laat zich moeilijk ontkennen dat 'n eigenschap, verwant aan de
ondeugd, die hem te làste gelegd wordt, dan toch allicht niet tevergeefs bij hem gezocht al worden!? In 't aan-
munten & in omloop brengen vàn díe bijnaam "De Zwijger" zal zich - kunnen we gerust aannemen - dus wel de
spijt hebben geopenbaard, dàt de MÀN, díe men òp díe manier betitelde, zich zó méésterlijk wìst te behéérsen.
Dàt híj er, helaas, NÓÓIT eens íets úitflapte, dàt zijn tegenpartij op wèg kòn hèlpen òm àchter zijn plannen te
komen. Dàt hij tegenover die tegenpartij zó GESLÓTEN wàs! Hij kon 't trouwens óók tegenover ànderen, zèlfs
óók tegenover degenen, die hèm het nááste stonden, zijn!
I