37046119 Marcus speelde nerveus met twee zilveren
DINARII & HAALDE ZE VERVOLGENS UIT Z’N BUIDEL. ZÙLKE MÙNTEN WÈRDEN GEBRÚIKT OM DE OGEN VAN DE DODEN TE BEDEKKEN. Marc was van plan de munten aan Filip & Avram te geven als zíjn bijdrage aan de begrafenis van de Doper & in gedachten verzonken bestudeerde hij ‘t Romeinse gèld. Naast de beeltenis van keizer Augustus stond ‘n inscriptie die de godheid van de vorige keizer verkondigde! Niet bepaald de gepaste manier om de ogen van ‘n dode JÓÓDSE profeet te sluiten?! Marc besefte dat deze bijdrage een belédiging zou zijn en stopte zuchtend het geld weer in zijn gordel! Opnieuw brak ‘t wolkendek open & goot regen uit over de stad. De stortbui veranderde de straten al snel in stroompjes. Die snel~
stromende beekjes spoelden Yeroesjalayiem schoon van alle verstilde wijn, ‘t braaksel & het bloed van het Poeriemfeest...
’n Geschenk van de hémel voor de DÓPER, dacht Marcus. Toen achter de stortbui langzaam de zòn òpkwam, lichtte de wereld òp in allerlei tinten blauw. Twee gestalten liepen moeizaam ‘n sterk hellende straat af, terwijl ‘t water hen op de hielen zat. Géén mànnen, maar kìnderen. Haveloze jongetjes. Bedelaars. De grootste van de twee, niet ouder dan ‘n jaar of 8, droeg ‘n bundeltje aan ‘t einde van ‘n stok, die op z’n schouder rustte. De andere leek Marcus niet ouder dan ‘n jaar of 5. Zijn magere gezichtje gloeide van de koorts. Dicht tegen elkaar aan en met gebogen hoofd tegen de regen, sjokten die twee voort met het moedeloze gangetje van mensen die nergens schúilen kònden?!! Terwijl ze naderden, kwam Marc uit z’n schuilplaats tevoorschijn. Toen ze hem zagen, bleven ze staan en keken hem beiden angstig en afwachtend aan....
Op dat moment herkende Marc ‘t oudste jongetje als Aveel, de treurende, die hij gisteren op ‘t plein al ontmoet had, diep geknield naast zijn dode vriend. Aveel herkende Marc niet. ‘’ zei Marc tegen de jongens. ‘Láát,’ zei Aveel. Toen voegde hij ‘r achterdochtig aan toe: ‘Ú bent ‘n vreemdeling!’ Marcus zag dat de stok waaraan ‘t bundeltje vastgebonden was een ge-doofde fakkel was. ‘Ben jíj ‘n fakkeldrager? ‘n Mùsch?’
’De nàcht is al voorbij. U hebt geen fakkel meer nodig! Regen zal ‘t vuur bovendien dóven!’ ‘Wáár gaan jullie naartoe?’ Marc zàg dat ‘t kleinste kind ziek was. Dat hij op ‘t punt van bezwijken stond. ‘Wèg,’ zei Aveel kortaf. ‘We komen alleen maar iets ophalen!’ Hij raapte de grootste scherf op van ‘n amfora, die al tijdens het opstootje gebroken was. Één sierlijk handvat zat nog vast aan de gewelfde hals en de gapende opening van deze aardewerken kruik, maar de bodem was verbrijzeld. De jongen legde niet uit waarvoor hij die scherf nodig had........
Asih, man, 79 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende