37048122 ’BarAbba Is’nDapperMàn! ‘n Èchte JÓÓD! ——

HIJ HAAT DE ROMEINEN! Nèt als ik,’ zei Aveel. ‘ÌK kàn nèrgens ànders héén! De mannen die ons fakkels geven van het geld van de Te[m]pel zijn allemaal marionetten van de Romeinen. DÀT heb ik de oudere Musschen horen zeggen! Het zijn geen Israëlieten meer! Zij zijn het eigendom van de Romeinen. Ik hoef hùn liefdadigheid niet, òf hùn fàkkels of hun stró!!
Zij zijn nog erger dàn Romeinen, omdat ze òns verraden hebben. Ik heb genoeg van díe lúi!’ “HEEL PRIJZENSWAARDIG!”
Marcus stak zijn hand in z’n geldbuidel en haalde opnieuw de twee zilveren denarii tevoorschijn. Hij pakte Emets slappe handje beet, legde de muntstukjes in de handpalm en sloot de vingers eroverheen! Déze kìnderen hadden het geld veel harder nodig dan ‘n dóde man. “Twee Musschen zijn méér waard dan ‘n duit. Hier, EMET. Voor jou en Aveel! Waarheid en Treurende zíjn per slot van rekening levensgezellen. Ze réizen hand in hànd. Hier hebben JÙLLIE ieder een munt voor onderweg. Soldaten onder elkaar! DÀT is genoeg om ‘n week of twee brood en onderdak te betalen in ‘n stal, als ‘t blijft regenen? Ik hoop dat jullie ermee rondkomen, totdat je de man vindt die je zoekt. Zorg ervoor dat de rebellen het geld niet stelen!” Met grote ogen keek Aveel naar de punt van Marcus’ dolk die uit de mantel tevoorschijn gekomen was! ‘Ú! Ú bent één van hèn!’ schreeuwde de jongen. Tóen herinnerde hij zich wáár híj déze man eerder gezien had. ‘U was erbij, toen ze Chajiem vermóórd hebben! Ú hebt me gevraagd om zijn familie te gaan halen!’ Marcus knikte! “DÀT KLÒPT!”
Aveel rukte aan Emets gebalde vuist. ‘Gééf hèm het gèld terùg! Hij is ‘n Romein! Hè màg níets aannemen van hèm! Dìt ìs ‘n valstrik!’ EMET stond te wankelen op z’n beentjes bij die aanval, maar hield zijn schat hardnekkig vàst. Hèftig schudde hij zijn hoofd en weigerde ‘t geld àf te staan. Schoorvoetend gaf Aveel toe. Hij sloeg z’n armen over elkaar en keek Marc wóedend & uitdagend aan. ‘Góed,’ zei hij tegen Emet, ‘maar jíj houdt ‘t geld bij je. ÌK níet.’ Emets dunne, kleurloze lippen krulden zich in ‘n flauwe glimlach. Hij deed z’n hand open & staarde verwonderd naar het geschenk. Marc bukte zich om Emet aan te kijken & dacht aan ‘t kind bij de rivier dat door Yesjoe de Natsir genezen was. En aan Carta die hij van een zekere dood gerèd had. Èn de ànderen. Àl die gewonde, gebróken menschen. Marcus sprak geluidloos de woorden die hij niet hardop dùrfde úit te spreken. ‘Je bent zó kwètsbaar, kleine EMET. Waarheid. Blijf léven, Emet... Geen wonder dat iemand met zó’n náám níet kàn práten. Emet. Ga op zoek naar Yesjoea, Emet! Yesjoe... de rabbi... in Galilea, voor zover ik weet. Emet. Leef voort. Troost Aveel!’ ‘t Kind knikte begrijpend. Hij glimlachte voluit, zonder ook maar een spoor van angst voor Marcus.
18 jan 2020 - bewerkt op 24 jan 2020 - meld ongepast verhaal
Weet je zeker dat je dit verhaal wilt rapporteren? Ja | Nee
Profielfoto van Asih
Asih, man, 79 jaar
   
Log in om een reactie te plaatsen.   vorige volgende