37089’t Noodweer trok weg naar de zee & liet in ‘t
WESTEN ‘N ZWAKKE REGENBOOG ACHTER IN Z’N KIELZOG. DE ZON VERWARMDE DE KILLE OCHTEND, MAAR DE NATTE KLEREN VAN EMET & AVEEL BLEVEN DOORWEEKT. ZE LIEPEN OVER DE WEG NAAR JERICHO EN NADERDEN HET DORPJE BETH ANIË. ZE KWAMEN LANGS EEN GROEPJE OUDE VIJGENBOMEN. DIKKE STAMMEN, GLAD & WIT, BRACHTEN NIEUWE SCHEUTEN & TAKKEN VOORT, DE ZICH VAN BOOM TOT BOOM IN ELKAAR VERSTRENGELDEN ALS EEN ONONDERBROKEN baldakijn! Zouden de vruchten al rijp genoeg zijn om ze als ontbijt te gebruiken? AVEEL had honger, maar hij zag dat ook EMET al op ‘t punt stond te bezwijken?!! “KIJK!” AVEEL wéés naar ‘n enorme boom met ‘n stam die zich in drie richtingen vertakte en aan de basis van die takken nestje vormde.
Genoeg ruimte voor een hele volksstam van jongens, dacht AVEEL.
’n Beetje droog gras om het te bekleden? Bladeren als bed! ‘Dit lijkt wel ‘n húis! ‘n Prima plek voor ons. Hier kunnen we ‘n tijdje uitrusten.’ EMETS ogen glansden van de koorts. Zijn magere gezicht vertoonde ongezonde blosjes. Hij begreep het niet. AVEEL bracht EMET naar de boom en tilde hem op. Hij gebaarde hem daar te blijven zitten. EMET wilde helemaal niet weglopen. Het kind knikte moeizaam, krulde zich in het midden van het nest op en sloot zijn ogen. Sliep hij nú al? Zómaar? Òf lag hij dood te gaan?
Zou hij ooit nog wàkker worden? vroeg AVEEL zich af. En àls hij wakker zou worden, móest hij íets éten! Hij bekeek de takken & zag dat de groene vijgen nog lang niet rijp waren. AVEEL plukte van de lange, droge grasstengels. Hier & daar vond hij ‘n half verrotte vrucht v/d vorige oogst. Hij raapte er ‘n stuk of tien op, in de hoop dat er tussen alle bruine en aangevreten plekken nog íets eetbaars zat. Uiterst voorzichtig probeerde hun een verrotte vijg. ‘n Kluitje wormen kronkelde zich tevoorschijn op de plak waar hij ‘n hap nam. Met ‘n schreeuw spuugde hij de rommel weer op de grond!
Toen smeet hij met enige voldoening de rest van de vijgen één voor één tegen een kei! In ‘n greppel naast de weg lag ‘n hoop vruchten die uit de mand van ‘n onhandige oogsten waren weggerold? AVEEL onderzòcht elke vijg op wormgaten. De meesten waren gelukkig nog niet aangetast. Óverríjp, maar in èlk geval éétbaar. AVEEL vroeg zich heel even af òf híj ‘n díef was, als hij deze vijgen meenam. Eigenlijk kon ‘t hèm niets schelen: hij stopte ‘t fruit in z’n tuniek! Toen hoorde hij ‘t geratel van ‘n naderende ossenkar: 2 mannen liepen aan weerszijden v/h magere beest...
Asih, man, 79 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende