37122168 dromen visioenen vèrgezichten impressies…
”MAAR WAARÒM? Fàkkeldragers hebben het eigenlijk best wel góed, heb ik gehoord? Ze dragen een fakkel en ze worden daarvoor ook nog eens goed betaald! Ze hebben een stevig dak boven hun hoofd! Als ÌK ‘n FAKKEL had, zou ik nu ook best wel fakkeldrager willen zijn!” WÉÉR ZO’N BRUIN-GETANDE GRIMLACH, TERWIJL DE BEDELAAR IN ‘N POGING TE LACHEN NAAR LUCHT HAPTE? “HOE HEET JIJ?” Aveel probeerde van onderwerp te veranderen, toe hij allerlei visioenen & vèrgezichten voor zich zag. Wat ‘n gezicht zou dat zijn als deze blinde knaap de deftige TSADDOEKIEM en PROESJIEM in dit Nieuwe Yeroesjalayiem tégen alle múren & in alle sloten tegelijk zou leiden! “HA-OR TOV, & DÀT betekent Goed Licht!”
DE BLINDE JONGEN SCHOOT WEER IN DE LACH [zoals ook onze eigen húidige Vincent Bijloo dat zo prachtig kan doen?]!!
“IK BEN DUS OP DE WERELD GEZET, ZEGT MEN, OM ‘N FAKKEL TE DRAGEN!?” ’n Vreemde náám voor iemand die niks kan zien, DACHT AVEEL! Ha-Or Tov spitsvondig op. “ZIJ ZEI ALTIJD DAT ÌK HÈT LÌCHT VAN HAAR LÉVEN WAS! ZE GAF ER NIKS OM DÀT ÌK BLÌND WAS. IK HEB NOOIT LÌCHT GEZÍEN, MAAR VOLGENS MÍJ ÌS HET IETS VROLIJKS! ZOALS HET LÀCHEN? ZO WÀRM ALS VUUR, MAAR ZÒNDER OOK MAAR ÍETS TE VERBRÀNDEN! WE WAREN HEEL ARM, MAAR MOEDER LÀCHTE VÉÉL! MIJN VADER IS VÓÓR MIJN GEBOORTE GESTORVEN. ZE ZEI DÀT ÌK ÒP HÈM LÍJK!” ‘Wáár ìs ze?’ Aveel had al wel ‘n vermoeden wat hij te horen zou krijgen. Ha-Or Tov antwoordde: “JÍJ ÉÉRST! WÁÁR IS JOUW MOEDER, MUSCH??
AVEEL LO-AHAVA?” ‘Èrgens... ànders! Ze wilde me niet hebben?’ “MIJN MOEDER WÌLDE ME HEBBEN, TÒTDÀT ZIJ STÍERF.
DAARNA WILDE NÍEMAND MÍJ MEER HEBBEN? IK WÀS BLIJKBAAR ÀLLÉÉN MAAR VOOR HÁÁR EEN GÓED LICHT!” Aveels HÀRT kneep zich samen, tóen híj dìt Verháál hóórde. Dus óók Ha-Or Tov was alléén?!! Aveel antwoordde: ‘ÌK heb ook het Verhaal gehoord van ‘n Man Zonder Ógen, die kan zìngen als ‘n Vógel! Geen Mùsch. ‘n Kanarie! Hij zingt voor ‘n rijk man in Alexandrië! Ze geven hem zijden kleren èn híj kàn zovéél éten als hij maar wìl!? Als de Rijke Man op Reis gaat, neemt hij de Zanger méé!’ ”IK KAN GEEN NOOT ZINGEN! Ik denk dat ik de rest van mijn leven híer moet blijven zitten, bij deze Poort van El’azar van Beth Anië?! Ik kan geen druiven plukken in zijn wijngaard. Ik ben NÍEMAND tot nùt. Ik kàn nu zèlfs zó ook al geen slaaf zijn!” Nu lachte Ha-Or Tov niet! ’Wáár ìs íederéén?’ Aveel tuurde in een hut. ‘Wáár zijn ze naartóe?’ “WÈG! OP WÈG NÁÁR GALILEA ÒM DÉ LÉRAAR TE HÓREN EN ZÍEN SPREKEN! DÉ PROFÉÉT! ZÈLFS EEN AANTAL VAN DE BEDIENDEN ZIJN WÈGGELÓPEN! ÈN DE ZÙS VAN DE MEESTER, MIRYAM! DIE DOOR ÍEDERÉÉN EEN HÓER GENÓEMD IS! ZÍJ VÒLGT DÉZE LÉRAAR NÚ ÓÓK. DE MEESTER EL’AZAR IS DÁÁR HELEMÁÁL NÍET BLÍJVEN MÉÉ! HIJ ZEGT DAT DIE ZO GENAAMDE LERAAR EEN OPLICHTER IS.” Aveel fronste zijn voorhoofd: ‘Zíj vòlgt de DÓPER?’ ”IK DÈNK HET!” ’Maar díe is dood? ÌK hèb Zijn MANTEL gekregen!’ Ha-Or Tov dàcht éven ná over dit nieuws. “DÀT BETÉKENT DÀT DE BEDELAARS ÈN DE ÀRBEIDERS WAARSCHIJNLIJK SNÈL TERUGKOMEN! DÁÁR ZÀL DE MEESTER WE BLIJ MEE ZIJN?”
Asih, man, 79 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende