37124171“DÀT kàn ik bèst! Ik kan heel goed horen!”

“‘N MELAATSE RUIK IK AL OP ‘N MIJL AFSTAND. OF ‘N SAMARITAAN. OF ‘N ROMEIN. IK KAN WEL IETS VOOR BAR ABBA BETEKENEN! KÒM ÒP, WE GÁÁN!” Aveel legde uit: ‘Ik moet nog ‘n tijdje hier blijven. Mijn vriendje ligt in de boomgaard te sterven. In ‘n vijgenboom. Hij heet Emet. Ik heb ‘m in ‘n stuk v/d Mantel v/d Doper gewikkeld & ‘m daar achtergelaten...... Hij ligt op sterven, & ik kan ‘m níet alleenlaten, voordat zijn ziel weggevlogen is! Dat heb ik beloofd. En als ik geen brood krijg, ga ik óók dood!’ “NATUURLIJK. JE MOET EERST IETS ETEN. DAARNA GAAN WE SAMEN NAAR DE BOOMGAARD. DAN WACHTEN WE DAAR, TOTDAT JOUW VRIENDJE GESTORVEN IS?!” Hij zocht Aveels arm. Toen hij die gevonden had, greep hij hem met beide handen beet. “BRENG ME NAAR DE KLEINE POORT!” Aveel gehoorzaamde. Toen hij nu zag hóe ònzéker strompelend & aarzelend de blinde jongen zich voortbewoog, had hij er al spijt van dat hij zo gretig aangeboden had hem mee te nemen, helemaal naar Bar Abba’s kamp. Ha-Or Tov bonkte luidruchtig met zijn vuist o/d houten Poortdeur & brulde: “CHIRAM! CHIRAM! DOE OPEN! ÌK BEN ‘T! HA-OR TOV! HEB JE M’N ONTBIJT VERGETEN?” Hij moest nòg ‘n paar keer kloppen, voordat de Poort met ‘n zwaai openging. ‘n Tengere, oude man gluurde naar Ha-Or Tov. Zijn ogen waren aangetast door staar. Hij leek Aveel niet te zien? De man riep: ‘Beste Knul. Nog steeds alleen, zie ik? Of zijn die sukkels al teruggekomen?’ Chiram legde ‘n hand achter zijn oor. Hij was duidelijk hardhorend! Waarschijnlijk ook slechtziend! Ha-Or Tov schreeuwde opgewekt terùg: “IK BEN HET! SAMEN MET EEN PAAR VRIENDEN, CHIRAM! WIJ GAAN TEGEN ROMEINEN VECHTEN! DUS ‘N GROTE ZAK BROOD VANMORGEN, ALSJEBLIEFT? WE BLIJVEN EEN TIJDJE WEG!” ‘Kijk eens aan! Nu al tegen de Romeinen vèchten? Gewèldig, Knul! Gewèldig! Dàn heb je proviand nodig!’ gniffelde Chiram. Hij liet de deur op ‘n kier staan & schuifelde wèg. Ha-Or Tov merkt op: ‘CHIRAM KON ÓÓK NIET MÉÉ NAAR GALILEA! HIJ IS ‘N BEETJE IN DE WÀR, ZEGGEN ZE. SOMS DÈNKT HÍJ DAT ÌK ZIJN MÉÉSTER BÈN, TOEN DIE NOG JÒNG WAS! WE MOETEN EVEN GEDULD HEBBEN! HIJ KOMT WEL TERUG!’ De twee jongens bleven in de deuropening staan. Aveel zag de Fontein midden op deze grote Binnenplaats. Hij zag ook ‘n lange, elegant geklede man langslopen, die peinzend in ‘t Water tuurde. De man kreeg gezelschap van ‘n vrouw die er ontevreden uitzag. Slonzig & geagiteerd klaagde ze over ‘t keukenpersoneel dat niet meer genoeg of helemaal niets presteerde, nu de kòk wèggelopen was om die Nieuwe Leraar uit Natseret te horen spreken! ~~ Waren DÀT nu meester El’azar & z’n zus Martha? Ze zagen er niet úit alsof ze krankzinnig waren. Chiram liep naar El’azar en Marta toe, maar deed net alsof hij hen niet zag. Ze begroetten hem, maar zwegen, toen hij zonder íets te zeggen doorliep. Herkenbaar. Van alle tijden, plaatsen, culturen, religies en moderne modefratsen... Ouwe Mor herkent dat wel sinds zo’n driekwart eeuw na de Tweede WO & al die andere burgeroorlogen....
26 jan 2020 - bewerkt op 31 jan 2020 - meld ongepast verhaal
Weet je zeker dat je dit verhaal wilt rapporteren? Ja | Nee
Profielfoto van Asih
Asih, man, 79 jaar
   
Log in om een reactie te plaatsen.   vorige volgende