37125172 ‘Zie je wat ik bedoel, broer?
Moeten zùlke menschen
nu ‘t Huishouden regelen èn de Póórt bewaken?’
Marta hervatte haar woedende tirade tegen de nieuwe kok
& de gemiddelde leeftijd van de bedienden die achtergebleven waren.
Hèt Léék wel alsòf deze héle Wéreld achter die Yesjoe van Natseret, die ‘nazir’,
profeet, mesjiach, wonderdokter, of ‘wàt dan óók’, aanliep? En dàn was Miryam er óók nog!
WAT MOESTEN ZE MET HÁÁR ÁÁN? DÀT zou zij wel eens willen wéten! Zich niet bewust van z’n om-
géving sjouwde CHIRAM met ‘n bolle zak. Zonder z’n ogen op te slaan, liep hij ermee naar de Poort.
‘Hier, alsjeblieft.’ Hij gaf de zak aan Aveel! Dàcht hij dat Aveel Ha-Or Tov was? En dat Ha-Or Tov de jonge
El’azar was? “GENOEG VOOR EEN DAG STEVIG VÈCHTEN, JONGEN!” Chiram glimlachte ‘n tandenloze glimlach.
‘Geef ook wat aan de musjes, knul? Geniet er maar van nu het nog kan!’ De Poort viel met een klap dicht.
In de zak zaten drie verse, warme broden. En terwijl ze zo El’azars HÚYS achter zich lieten, vertelde Aveel
aan z’n Metgezel Ha-Or Tov hóe hij precies in Beth Anië terechtgekomen was. HÈT Òproer. Chajiems dóód.
Kittims wreedheid. De waarschuwing van de Oude Màn bij de Kreupelrots. Emets komst èn de Mantel van
Yochanan de DÓPER! Nú moesten ze wachten, totdat Emet gestorven was? DÀT was ‘t énige wat Aveel
ervan weerhield òm te dóen wat hij van PLÀN wàs! De nabijheid van de dood leek bijna tàstbaar, toen
Aveel en Ha-Or Tov de vijgenboomgaard binnenliepen. ‘t Was koud! De warmte van de zon was àmper
dóór ‘t baldakijn van grote bladeren & verstrengelde takken héén gedròngen? ‘n Kóór van Vógels
tjilpten in ‘t onwezenlijke ochtendschemerlicht. ‘Hij ligt vlakbij,’ fluisterde Aveel. ‘In de kromming
van de Oudste Bóóm!’ Aveel zag ‘n glimp van de gekleurde Stof van de Màntel. Vol van afgrijzen
zàg hij dat de Mantel ìn Emets Nest gevallen was. Èn dùs òp Emet. Hij zou dus tòch de Strijd
moeten aangaan met de vlooien?! Ha-Or Tov zweeg, terwijl ze de Enorme Vijgenboom naderden
waar Emet lag!? Aveel wreef in z’n ogen & tuurde in ‘t groen-gespikkelde duister. Aveel legde de hand
van Ha-Or Tov tegen de Stam & gebood hem de Zak met vers Brood vàst te houden & er te blijven wachten?
Aveel klom naar boven waar hij verwachtte Emet te vinden. Maar ‘t enige wàt hij ìn ‘t Nëst aantrof, was het
Grootste Stuk v/d Verkreukelde Mantel. ‘t Kìnd was verdwenen. En ook het Stukje Stof waarmee Aveel
hem had afgedekt, was wèg?! Had Emet stuiptrekkingen gekregen en was hij daardoor uit die Boom
naar benedengevallen? Aveel boog zich voorover & keek omlaag. De grond van de Boomgaard was
bezaaid met bladeren & het Rottend Fruit, maar De Jòngen was nergens te bekennen! Hàd ‘n Engel
die Mantel v/d G dsman gezien, toen hij langs was gevlogen, & was hij vervolgens afgedaald om Emet
méé te némen om hèm in Abrahams Schoot te leggen, zonder de ozo gebruikelijke begrafenis? ‘n Wèrvelwind?
Vurige Hemelse Wagens als v/d Profeet Elijahoe?
“EMET!” riep Aveel bezorgd. “BEN JE WEGGEVLOGEN?”
Schaterend v/h làchen ríep Ha-Or Tov:
“JE VRIEND IS HÍER! KOM NAAR BENEDEN, AVEEL! HIJ IS HÍER! BIJ MÍJ!”
Met ‘n kréét van verràssing en schrik tuurde Aveel omlaag en zàg Èmet, mèt Het Stuk
Mantel óver z’n jonge kleine kinderhoofdje, naar hem grijnzen! Wàs ‘t ‘n Géést?
NÉÉ. EMET DEED DE ZAK BROOD OPEN, KEEK ERIN EN WREEF OVER ZIJN MAAG!
Géésten hàdden nóóit hònger. Híj had ‘n Gezònde Kleur.
Èn hij kéék hèlder uit z’n Ogen!
Hij leek volledig hersteld?
“LÉÉF JIJ NOG?”
Asih, man, 79 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende