LEEFDEN ROME & PALESTINA NOG I/D VOLMAAKTE HARMONIE VAN 'N GEHEIM VERDRAG.....
Marcus LONGINUS, Romeins burger & centurio, was gelegerd in Tiberias, de Galilese hoofdstad van Herodes Antipas. Hij woonde amper vierenhalve mijl van Migdal/Magdala vandaan & bracht Miryam er met grote regelmaat 'n bezoek! Miryam was de welgestelde, zesentwintigjarige weduwe v/d oude Yoseef ben Barak. Haar minnaar, de centurio, ging discreet te werk. Hij kwam pas als 't donker was & vertrok voor zònsòpgang. Per slot van rekening was Miryams echtgenoot pas 4 maanden dood. Ondanks die discretie waren de geruchten over deze verhouding inmiddels al doorgedrongen tot èlk dorpje & gehuchtje in Galilea?! Miryam knielde naast Màrcus' hoofd & bestudeerde z'n gelaatstrekken...
Hij was in feit niet meer dan één v/d zovele 'minnaars'! Wàt wàs er dan zó bijzonder aan hèm? Marcus, 30 jaar oud, was de strijdvaardige
Primus Pilus v/d Eerste Cohorte, overste over 500 huurlingen in dienst van Rome.
Eerste Speer noemden zijn manschappen hèm! Hij was 'n stevige, gespierde kerel, zo sterk als 'n paard, met 'n door de zo'n gebruind lijf, dat de nodige littekens vertoonde van oude verwondingen. Als zoon van een Britse slavin en Romeins officier was hij bepaald geen ècht knàppe verschijning: z'n neus was ooit gebroken geweest. Z'n gladgeschoren kaken zaten vol puisten & putten.
Z'n roodbruine haar was kortgeknipt & begon al te grijzen. Zijn donkere, peinzende ogen verraadden z'n afkomst: 't veroverde Brittannia! Marcus citeerde vaak gedichten van Propertius, & Miryam hield ervan hem te beschuldigen dat hij die gedichten uit z'n hoofd leerde om vrouwen te verleiden. Hij ontkende 't niet. En zij verzette zich niet. Marcus was 'n hartstochtelijk minnaar, altijd hongerig naar meer, terwijl haar oude echtgenoot hun hele liefdeloze huwelijkleven koud & lusteloos was geweest. Met haar vinger -toppen streelde Miryam zachtjes Marcus' voorhoofd & fluisterde zijn naam. Hij zuchtte diep, sloeg zijn ogen òp, greep haar pols beet & trok haar naast zich. "WAAR WAS JE?"
'Zwemmen.' "JE BENT NOG TOTAAL VERKLEUMD!" 'Verwarm me maar.' Hij zoende haar. '"Scherp oplettend houdt hij de wacht... en nooit zal hij dulden dat je, ééns ìn zíjn gréép, vrij je blik richt naar omhoog..."' ’Weer 'n gedicht?' plaagde ze. "VAL ME NIET IN DE REDE. WAAR WAS IK GEBLEVEN?" 'Ik ben gevangen genomen.'