ZONDIGT, IS HIJ EEN GENADIG GOD,
ALS HIJ MAAR ZIET DAT JE HEM MET HART EN ZIEL AANBIDT..."'
Zwakjes probeerde ze zich los te maken. 'Laat me los, alsjeblieft.' "WAAROM
BEN JE AANGEKLEED?" Hij zoende haar, eerst slaperig, toen vuriger, terwijl hij
aan haar gewaad trok. "JE REINSTE HEILIGSCHENNIS OM ZO'N MOOI STUK VLEES
TE BEDEKKEN MET EEN GELE MOSTERDSAUS! TREK HET UIT!" Ze maakte zich los
van hem en stond op. 'Niet nu!' "IK BEN KLAAR VOOR DE STRIJD OF VOOR HET ONTBIJT!"
Grijnzend kwam hij overeind. "AAN JOU DE KEUS. IK VIND HET ALLEBEI BEST!" 'Geen van
beide... vanmorgen!' Ze gebaarde met haar hoofd naar 't oosten. 'Het is al ochtend, zie je dat
niet? We hebben afgesproken dat je hier nooit bij daglicht zou zijn!' "VANAVOND DAN?" Hij
haalde z'n schouders op & pakte z'n tunica. 'Geduld, Marcus,' spotte ze. 'Ik ga een dag of
drie naar Kana.' "DÀN WIL IK JE NÚ. ANDERS VERMOORD IK JE!" Hij haalde uit &
greep haar beet, zodat ze op het bed rolde. 'De bedienden! Stel dat ze ons zien?' Ze lachte,
terwijl hij haar schouders op de matras drukte & schrijlings op haar ging zitten. Zijn ogen brandden
van verlangen, terwijl hij nors Propertius citeerde: '"ZURE OUDE GRIJSAARDS HEKELEN JOUW ZWELGPARTIJEN: LAAT ONS, MIJN LEVEN, TEN VOLLE LEVEN WAARVOOR WIJ GEMAAKT ZIJN.
DIT IS DÉ PLÈK WAAR JIJ, BEDREVEN FLUIT, ZULT KLINKEN...!"' 'Wil je dat ik muziek maak?' vroeg ze zachtjes, opeens overspoeld door een golf van begeerte. 'Dan zing ik 'n lied voor je als ontbijt.'
"MIRYAM. MIRYAM. MOET IK ME ERVOOR SCHAMEN DAT IK GENOEG HEB AAN ÉÉN MEISJE?"
'Een Jóóds meisje, nota bene. Wat zou Sejanus ervan zeggen, als hij het wist?' Hij keek naar haar, terwijl hij in gedachten het gezicht van de trouwste adviseur van de keizer, de aanvoerder van de Pretoriaanse Garde, voor zich zag. Het was algemeen bekend dat Sejanus de Hebreeërs haatte.
Marcus glimlachte. "IK ZOU HEM VERTELLEN DAT JIJ ÀLLE GÓDEN ÉÉRLIJK
BEHANDELT! JIJ AANBIDT ZE ALLEMAAL OP GELIJKE WIJZE. JE AANBIDT NIETS.”
‘Ik aanbidt er slechts één,’ verbeterde Miryam hem. “JIJ BENT MIJN AFGOD,
MARCUS LONGINUS. MIJN OPGAANDE ZON!” ‘In de hoop dat ÌK vèr bóven jouw
verwachtingen uitstijg,’ fluisterde hij, & drukte z’n lippen op de hare.
“ZE MÓGEN ÒNS ZÍEN,” zei ze uitdagend.
“ALS DÌT EEN MISDAAD IS,
DAN IS LIEFDE DE
SCHULDIGE.”