38202/81 Toen het donker werd, ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
WAS HET DETACHEMENT
NET BUITEN HET DORP AENON. Terwijl CARTA
de leren tent opzette waarin Marcus samen met de tribuun
de nacht zou doorbrengen, reed Marc het dorp in. Hij begroette het dorpshoofd,
een Samaritaan, die de Romeinen niet vijandig gezind was. Marc vroeg hem naar nieuws
over de Joodse prediker, bekend als de Dóper. Toen hij terugkeerde in het kampement,
was Carta bezig de avondmaaltijd klaar te maken. Marcus nodigde Felix uit om samen met hem
linzensoep te eten, terwijl ze de laatste nieuwtjes uitwisselden. 'We hebben geluk,' zei hij. 'Die zo
genaamde Profeet is vanaf de plek waar hij het laatst gezien is naar 't noorden vertrokken, ongeveer
een mijl hiervandaan? Morgen krijgen we hem te zien!' 'Waarom gaan we nu niet naar hem toe?'
stelde Felix voor. 'Hij preekt niet in het donker,' zei Marc spottend. 'En zelfs al zouden we zijn
verblijfplaats kùnnen òpsporen, war dàn? Hij is geen voortvluchtige. We hebben niet de opdracht
om hem te arresteren, we moeten hem alleen maar in de gaten houden en verslag uitbrengen......
Morgen is vroeg genoeg!' Toen de linzen en het gedroogde vlees lang genoeg gekookt hadden om eetbaar te zijn, gebruikten de twee officieren samen de maaltijd. Marcus gaf sergeant Quintus opdracht de soldaten twee aan twee wacht te laten lopen, ook al wist hij dat Quintus dat al tot in detail had geregeld. 'Ik vraag het hem alleen om hem te laten weten dat ìk niet vergeetachtig of nonchalant ben,' legde hij Felix uit. 'Niet omdat ik denk dat hij dat is." Terwijl het vuur van gedroogde acaciatakken zachtjes brandde, wikkelden de mannen die vrijaf hadden, zich in hun lange rode mantels & vielen in slaap. Marc & Felix praatten zachtjes over Rome... de hoofdstad waar Marcus al 'n jaar of 12 al niet meer geweest was,
hoewel hij de Stad àl die tijd
trouw had gediend...
Asih, man, 79 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende