39105 DC 129 ZODRA HIJ DOOR DE MENIGTE HEEN WAS,~~
SLOOT HET PAD ZICH WEER
TERWIJL DE MENIGTE ACHTER HEM AAN LIEP. MIRYAM BLEEF ACHTER
TUSSEN DE TWIJFELAARS.
OPEENS KWAM EEN ROMEINSE PATROUILLE TEVOORSCHIJN DIE HUN KANT OP LIEP.
ZE WAS ER BIJNA ZEKER VAN DAT DE SOLDATEN UIT HET BORDEEL ER NIET BIJ WAREN, MAAR VOOR DE ZEKERHEID VERSNELDE ZE HAAR PAS EN GING ÒP ÌN DE MENIGTE.
ZE DACHT DAT ZE ÉÉN VAN DE SOLDATEN HOORDE ZEGGEN:
'ZULLEN WE ZE UIT ELKAAR JAGEN, SERGEANT?'
Het antwoord was 'n grom, verder niets. Ze keek achterom.........
De patrouille bleef achter en volgde de menigte met de wapens in de schede.
De soldaten leken nogal besluiteloos? Het zou onzinnig zijn om een menigte úit elkaar te jagen
die meer dan tienmaal zo groot was als de patrouille!
Vóóráán liep Yehosjoea op z'n gemak, alsof hij alleen was en nog geen specifieke richting had?
De menigte vòlgde hem tot ze bij de poort kwamen die toegang gaf tot de markt.
Dáár zàt iemand die bij íederéén bekènd was. Zodra de menigte hèm zàg, werd de massa kwaad!
Het was een plompe Romein in 'n vuile toga die op 'n krukje zat. Hij keek wie kwam en ging.
Tussen z'n benen stond 'n leren zak, vóór hem 'n schrijftafeltje.
"KOM NIET BIJ HÈM IN DE BUURT, MEESTER!" riep iemand....
130
Yesjoe keek om: 'Waaròm níet?'
"HIJ IS 'N DÍEF! HIJ BEROOFT JE!"
Yesjoea keek naar de plompe Romein. Hij leek op de belastinginners die hij kende uit Natseret.
Hun aanwezigheid bij de kust waar de vissersboten afmeerden of bij de ingang v/d Markt was al even voorspelbaar als de aanwezigheid v/d gíeren! 'VERACHTEN JULLIE DEZE MAN?' vroeg hij.
Zonder te wachten op het koor van boegeroep, vervolgde hij: 'IK WEET NET ZO GOED ALS JULLIE WAT DE ROMEINEN ONS AANGEDAAN HEBBEN! 'T WORDT TIJD OM HEN TERUG TE BETALEN!
WIE HEEFT ER 'N MUNTJE?'
Asih, man, 79 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende