3993675deWortelvanDézeÒmmekeer - DáárZijnZeHet Wèl
QQQ
ÀLTIJD
ÀL OVER
ÉÉNS GEWEEST - ÌS
DÉ LÍEFDE? Níet de liefdesidéé,
maar ´n léring en beléving: de liefde
als dáád, als wèrkzame kràcht DIE HIJ {ZIJ/HET}
ÓVER DE HÉLE WÉRELD ÚITGESTÒRTTE EN
WAARVÀN ´T WÉINIGE DÀT DÉ MÈNSEN ERVAN
IN ZICH ÒPGENÓMEN HEBBEN ´N - zwakke, ònvolkómen,
met kwáád vermèngde, maar altijd lévende -
àfspíegeling ìs!
De Bèrgrede
is níet ´n morele ´code´ of wèt;
àls hij àlléén maar dàt was, waarom zouden de volgende generaties
de buitenspórige, ònuitvóerbare, ònmógelijke éisen die YÈSJOEA èrìn stèlde èn néérgelègd hééft dan toch nog sériéus kùnnen, moeten & wìllen némen? Maar déze YÈSJ léérde òns, zo zegt ´zijn euangelie´, àls gezàghèbbende en niet meer alleen maar
zoals de zgn. schriftgeleerden
in Mark 1,22!
Ànders gezègd,
die tóehoorders en -schóuwers luisterden & kéken naar hèm àls ´n profeet, zíj námen
zíjn wóórden en dáden òp àls kómend vàn ´n
´gòddelijke boodschapper!
Maar ´t Wóórd van G d,
dàt òp zó´n maníer òpgenómen wòrdt,
verschaft ons niet eenvoudigweg een dwìngende wáárheid,
zoals die van ´n propositie waarvan we de waarheid al wel vastgesteld hebben
na ònwéérlègbaar bewíjs ervoor aantroffen, gevonden en òpgepakt te hebben:
´t verschàft dé kràcht die onze zíel veràndert
& deze toebereidt òm een bepáálde lévenswèg aangenomen om te blijven vòlgen -
òf althans òm ons schùldig te voelen
àls we díe níet vòlgen!
Die Bèrgrede is niet ´n interpretatie
van de heilige Schriften òf ´n corrèctie erop, en al évenmìn ´n ethisch ´systéém´.
Déze Bergrede wàs dé dáád waardóór de liefde ìn de wéreld wèrd úitgezááid en ìngeplànt!
DE LÍEFDE is dus níet afwézig i/h OT. Maar íedere lézer herkent meteen ´t verschil tussen ´t
door ¨G D¨ aan Avr[ah]am geloofde Benedicam benedicentibus tibi et maledicam maledicentibus dibi {GEN XII,3} & ´t Quoniam Deus caritas est
AANGEZIEN G D LÍEFDE ÌS (1 YOCH 4,!?
I/d weinige gevallen
waarin er i/d historische boeken vàn líefde spráke ìs,
gáát ´t voornamelijk om de liefde v/d Heer t.o.v. ´t uitverkoren vòlk. ´t Is zó nú in overéénstèmming
met de geest v/d didactische boeken om te zeggen: Nonne oderunt te, Domine, oderam? {Psalmen CXXXVIII, 21}, ook al is ´t waar dat G D héél de schepping liefheeft
{Wijsheid van SJLOMO II, 23-26}.
De ònvoorwaardelijke líefde
waartoe we geroepen zijn, dé líefde díe hèt wézen van ´t goddelijke úitmaakt &
die de wèt óverbódig maakt - die zelfs met de wet in botsing kan komen & deze teniet kan doen -
is op geen enkele wijze uit ´t OT als zodanig àf te leiden,
zèlfs niet uit profetische boeken.
Asih, man, 79 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende