41280 KB 77 Yesj staat in dezelfde verhouding tot
QQleQ
´T HEMELS RIJK G DS
ALS ELIYAHU TOT DE ´DAG DES HEREN´?
Reeds ´t OT
en helemaal ´t vroege jodendom kènnen dus
tenminste ´n agent v/d ´kòmst van G d´! Óók dàt is niet nieuw dat Yesjoe
over datgene wat van G d verbòrgen is, in beelden
en gelijkenissen spreekt?!
Nu heeft men gezegd:
Yesjoea heeft over
´t ´koninkrijk G ds´ gesproken in de betekenis
van ´n gìft, die àlléén maar wordt gegeven! De gedachte daarentegen dat men bijzondere
voorwaarden moet vervullen òm het te bereiken, is pas ná die Pesach ontstaan: daarover heeft
Yehosjoea níet kùnnen spreken? Daarover zou KB willen zeggen:
néé, dàt is ´n onmogelijke
hypothese.
Want wie
kan er in alle ernst bepalen
of Yesjoea vóór ´Pasen´ àlléén maar gezegd
kàn hèbben dat bij de ¨Kòmst van het Hemelrijk G ds
op Aarde¨ uitsluitend ¨G d¨ actief ìs?! Ìn deze uitspraak klinkt veel te stèrk een oppervlakkige opvatting óver ´rechtvaardiging´dóór! In werkelijkheid is het zó dat deze gestrenge scheiding tussen het ´handelen van G d´ & ´t handelen v/d menschen modern èn - in bijbels opzicht - altijd absurd is? Maar er zijn nog andere elementen v/h ¨Koninkrijk G ds¨ die afkomstig zijn uit ´t OT & in ´t jodendom: ´t beeld
v/h binnengaan ¨ìn dàt hemels G dsrijk op aarde¨ is afgeleid v/h beeld v/d heilige sector,
de ´Gemeente des Heren´! Al in ´t bijbelboek DEUT gaat ´t om voorwaarden waaraan
men moet kunnen voldoen òm i/d ´Gemeente des Heren´
te mogen kómen?
Déze vóórstelling is medebepalend
vóór ´t binnengaan ìn ´G ds Rijk´! En is ´t niet heel vanzelfsprekend dàt men zich in ´t jodendom dit Koninkrijk G ds mèt ´G ds Troon´ in het mìdden voorstelt net zoals die ´Heilige Tempel´? ¨G ds rijk der hemelen op aarde¨ stelt men zich in ieder geval zó vóór! Dááròm behoudt ook de ´reinheid´ bij Yesjoe haar fundamentele betekenis, ook al gaat ze nu van het hàrt úit! Één ding blijft er nog óver: kòn men zich G ds Rijk zó vóórstellen dàt Ìsraël dááráán níet déél zou hebben, maar wèl ´de heidenen´? Ligt híer niet dé Breuk? Dat men rekening houdt met ´rechtvaardigen uit de volkeren´ die datgene in bezit zullen willen némen, wat voor Israël wàs bestèmd? Maar óók voor dit thema zijn de beslissingen allang van tevoren gevallen! Óók al i/d boeken van Chanoch/Henoch ìs níet hèt feit dàt men tot het volk Israël behoort, hèt criterium dat men ìn hèt Gerìcht stand kan houden, maar àlléén rechtvaardigheid
òf ònrechtvaardigheid...
Éérst worden ´de rechtvaardigen´
nog wel als ´rest' van Israël voorgesteld,
maar ´t kan niet meer worden áángetóónd dàt deze [of gene] ´uit Israël´ àfkomstig wàs!
Er zíjn woorden als déze:
DAAR ZAL DAN HET GEWEEN ZIJN EN HET TANDENGEKNARS, WANNEER GIJ AVRAHAM EN YITSCHAK ÈN YA´ÁKÒV ZUT ZIEN ÈN ÀLLE PROFETEN IN ´T KONINKRIJK G DS, MAAR UZELF BUITENGEWORPEN ÈN ZÍJ ZULLEN KOMEN VÀN OOST ÈN WÈST ÈN VAN NOORD ÈN ZUID ÈN ZÙLLEN ÁÁNLIGGEN IN HET HEMELS
KONINKRIJK G DS OP AARDE
vlg. Lucky LUKE 13:28-29.
Maar zijn dergelijke
zìnnen niet i/d eerste plaats
bedoeld òm de tóehoorders te provoceren èn ´n dringende oproep
tot hen te doen: moeten zíj niet de jaloezie tot ´t uiterste prikkelen èn móeten zij wèrkelijk
nu àl lètterlijk opgevat worden ìn dé betékenis vàn de ´zending onder de volkeren´
ná dàt Pesachfeest?
KB zou dàt dan ook
willen betwijfelen & ziet in het feit dat Yèsj zègt
dàt dé héidenen ´erbij komen´ geen argument voor de hypothese dàt déze wóórden zéér beslist na
{díe} Pesach móeten zijn ontstaan! Per slot van rekening hebben we híer níet te maken
met dogmatische uitspraken, maar wèl met ´n dringend àppèl,
dàt [ons] wel moet prìkkelen èn provoceren,
en níet met ´vóórspèllingen´?!
Asih, man, 79 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende