NÁ DE ´ZÒNDVLOED´
SAMEN MET NOACH ´N
´EEUWIGDUREND VERBOND AFGESLOTEN HAD
MÈT ÀLLES WÀT ÒP ÁÁRDE LÉÉFT´ & DÁÁRÌN
werd toegezegd dat ´hij´ de áárde ´nooit meer
wéér ònder wáter zou zètten´?! Nòg ´n
tweede verbond had ¨G d¨ gesloten met Avraham,
en dìt keer had hij toegezegd dat Av[rah]ams àfstammelingen
óóit het land Kanaän zouden bezitten!? ´t Dèrde verbond, gesloten met Mosjeh,
hield in dat G d voortaan tùssen zíjn mènsen ìn
zou gaan komen wónen...
Òm dàt mogelijk te maken,
konden zíj zich nu ook maar ´t beste blijven hóuden áán
een aantal régels, die samen 3 hoofdstukken vormen in ´t boek Exodus?! Dìt verbond was
een generatie later vernieuwd, zo viel te lezen in Deuteronomium, & toen waren er al 17 hoofdstukken nódig òm de geadviseerde levenswijze
´áfdoende´ te beschrijven?
En omdat de Joden
a/h begin van onze jaartelling alle vijf boelen van Mosjeh beschouwden àls Wèt,
wáren er ònvermíjdelijk óók steeds wéér allerhande ´tegenspraken
& discussies´!
´n Ànder probleem
was dat G d vlg. de boeken
Sjmoe´el &
Koningen aan koning Dawiedewiedewied belóófd hàd
dàt díens dynastie ´eeuwig
zou héérsen
& regeren´?
Dìt verbond
werd vernieuwd toen koning
Yosjiyahoe rond 622 BC de cultus hervòrmde: vóórtáán zóuden nú al de Jóden
èn hùn kóning maar één G d vereren, èn wèl ìn dé Tempel
in Yeroesjalayiem!
Wie,
zoals de farizééën,
Sjmoe´el & Koningen beschouwde alscanoniek, kòn àlléén nog maar concluderen dàt deze úitverkíezing v/h Joodse vòlk sámenhing met heerschappij van ´n vorst
úit ´t huis van Dawied!?
Dàt was sinds de tijd de Perzische tijd echter geen reële mogelijkheid meer?
De sadduceeën hadden op dit punt ´n probleem minder: omdat zíj àlléén dé Wèt èrkènden
àls autoriteit, zagen ze geen verband tussen enerzijds dé úitveríezing vlg. hèt Verbònd & anderzijds
de heerschappij van Dawieds dynaste! óók al bestond er dus verschil aan inzicht over de áárd v/h Verbònd, àlle Joden waren ´t erover ééns dat hun uitverkiezing
niet hun eigen verdienste was?
G d had hèn,
ìn zíjn genade, die gùnst verleend
& èlke Jood maakt, zoals men ´t verwoordde,
¨déél úit vàn dé wéreld die nog zàl gáán kómen¨?
Òm dàt te bekrachtigen
had G d de Jóden dé Wèt geschonken:
hèt ònderrìcht ìn ´n góede
lévenswijze!
Van Joden werd verwacht
dat ze òp déze gùnst reageerden
dóor zich zo goed mogelijk
náár de Wèt
te rìchten?
Gelukkig
wist G d nu àl wel
dat dìt niet àltíjd
éven éénvóudig was & híelp hij
z´n úitverkórenen door van tijd tot tijd degenen te bestraffen die zich niet áán de Wèt híelden
èn degenen te belónen die zich èr àl wèl áán híelden! Mòcht er iemand zèlf
i/d gaten hebben dat hij tekortschoot, dàn bood G d hèm
de mogelijkheid òm zich met ´Hèm´ te verzoenen:
dé beróuwvolle zòndáár kòn òffers brengen
en/of ´goede daden´
blijven verrichten?
Ìs ´t niet
...