WE NIET INGINGEN
OP DE STANDAARDÚITLÈG
DIE CHRISTENEN TOT ´T MIDDEN V/D 20STE EEUW
NOG VAAK MÉÉGÁVEN ÁÁN YEHOSJOEA´S OPTREDEN IN ´T COLOSSEÜM-
BREINFESTIJN AKA AMPHITHEATRUM FLAVIUM van 2 millennia der
´brood &
spelen´.
Die
bestond uit twee
aan elkaar verwante stellingen.
De eerste was dat híj een eind gemaakt
zou hebben a/d eindeloze haarkloverijen waarmee
de Joodse schriftgeleerden & farizeeën óver de Wèt gesproken hadden,
´n stelling die (uiteraard zonder ´t negatieve vóóroordeel) tot op zekere hoogte
eveneens te vinden was in de Joodse uitleg,
waarin Yesjoea gepresenteerd was
als ´n ´àfvàllige´!
Hoewel
onze verkenningen van Yesjoe´s
halachische opvattingen weinig opleverde,
ìs dúidelijk dàt híj zich volop beziggehouden hééft met dé úitlèg vàn dé Wèt?
Sinds de ontdekking v/d Dode Zee~rollen is té dúidelijk hóe specifíek zijn positiebepaling
geweest is i/d discussies over de sjabbatdag, èchtscheiding & ´t àflèggen van éden! De stelling
dat Yèsj bràk mèt dé traditie van Wètúitlèg, is dus niet houdbaar. De 2e stelling is dat hij in de plaats v/d Wet ´t gebòd plaatste - ´n bevèl gàf, met andere woorden - dat ´de mensen elkaar líef moesten hebben´. Om te beginnen zijn er twee beroemde uitspraken als ´heb je vijanden lief´ &
´heb elk ander líef zoals ìk ook jullie liefheb´, die we aantreffen in Q
& ´t EU van Yochanan.
Béide
hebben geen voorlopers
i/d Joodse literatuur & komen óók niet vóór
i/d teksten v/d eerste Christenen? ´t Criterium v/d discontinuïteit suggereert
dat ze niet bedàcht zijn als argument i/d discussies v/d vroege kerk, maar dàt ìs dan ook al wel àlles?
Als historisch feit behoren deze uitspraken niet tot de hàrdste informatie waarover we beschikken op heden! Íets méér vàlt er wèl te maken v/d derde uitspraak, die bekend is komen te staan als
dé Góuden Régel:
¨BEHANDEL
ÀNDEREN ZOALS JÍJ WÌLT
DAT ZIJ JULLIE BEHANDELEN¨!
Omdat
ze overgeleverd is in Q,
weten we dat ze al in ´n vroeg stadium beschouwd werd
àls ´n wóórd van Yesj, maar dat betekent niet meer
dan dat hij ´n traditioneel
´spreekwoord´ kènde?
De uitdrukking is namelijk bekend
uit tal van Griekse èn Joodse teksten & werd in de Oudheid toegeschreven aan n´importe wèlke wijsheidsleraar! De woorden werden aangehaald i/d Tobit-novelle, door Jesus Sirach
& door Philo van Alexandrië.
Dáárvóór
kennen we het gezegde van klassieke
Griekse schrijvers als Herodotos. I/d Misjna wordt ´n vrijwel identieke uitspraak toegeschreven
aan rabbi Eliëzer. Dé beroemdste {& ongetwijfeld legendarische} vermelding is te vinden
i/d Babylonische Talmoed, waarin de farizese leraren Shammai en Hillel de vraag
kregen voorgelegd òf zíj dé Wèt kòrt kunnen samenvatten, waarop Shammai
in woede ontsteekt & Hillel antwoordt met:
¨DOE JE NAASTE NIET AAN
WAT JIJZELF NIET WILT ONDERGAAN.
WANT DÀT ÌS DÉ HÉLE WÈT, DE RÈST
IS UITLEG, DÙS GÁ:
ÈN LÉÉR!¨
Óók àl wàs Yesj dus
niet de àlleréérste of -láátste die dit spreekwoord aanhaalde,
hij kàn ´t zéker hèbben gezègd. ´t Interessantst is ´n scène uit ´t Mark-EU
waarin Yèsj òp ´t Tempelplein mèt àllerlei mensen ìn debàt ìs: hij wimpelt ´n vraag
naar zíjn bevoegdheid àf, bekritiseert de Tempelautoriteiten, ontwijkt strikvragen over het
betalen van de belastingen & over ´n léven ná de dóód, discussieert met ´n schriftgeleerde over
de rangorde v/d regels in geboden & waarschuwt z´n publiek voor andere schriftgeleerden?
Kortom, Mark tóónt òns dàt YÈSJ slimmer is dan àl zijn rivalen! Tot besluit prijst Yèsj
´n arme oude vrouw die wat geld naar de offerkist is komen brengen:
¨ZÍJ HEEFT MÉÉR GEÒFFERD DÀN ÀLLE ÀNDEREN DIE ER GELD
IN HEBBEN GEGOOID; WANT DÍE HEBBEN GEGEVEN VAN HUN OVERVLOED,
MAAR ZIJ HEEFT VAN HAAR ARMOEDE
ÀLLES GEGEVEN
WAT ZIJ HÀD!¨
Hiermee
vat Mark nog eens
samen ¨waarom in het Rijk der
hemelen van ´G d, de Vader
van al wat leeft´,
de laatsten ´de
eersten zullen
zijn´.