SPRAAK DIE,
contextloos als ze is,
nog ´t best valt uit te leggen
als ´n reactie op de verwoesting v/d Tèmpel: Yèsj zou hebben gezegd dat hij was ´gekomen om
een eind te maken aan de òffers´ èn had voorspeld dat als de Joden
díe dáár niet zóuden stáken, ´G ds Tóórn´ hèn zou trèffen?
Uit de Dode Zee~
rollen is bekend dat kritiek òp dé Tèmpel níet
òngebrúikelijk wàs!
Óók profeten als
Yesjayahoe & Hosjea hàdden àlwel vaker
úitgehaald naar ´die
òffercultus´!
Òpnieuw kunnen
we dus constateren
dat de Wètsgetrouwe Christenen
geen ¨òn-jóóds¨ standpunt
ìnnamen?!!
Er zijn
sterke aanwijzingen
dàt bíj déze gróep ook de familie van Yesjoe een belangrijke rol
speelde...
´t ¨EU v/d Hebreeën¨ meldt bijvoorbeeld dat Ya´akov ´n visioen had gehàd v/d
´Òpgestane Yesjoea´?
Dit moet
´n heel oude traditie zijn, want ook SP {Sja´oel
Paulos} vermeldt haar.
De auteur v/h Hebreeën-euangelie kan ´t niet van hèm
overgenomen hebben, omdat de Wetsgetrouwe Christenen
SP´s brieven níet
lázen.
We hebben dus 2
onafhankelijke getuigenissen voor die traditie!
I/d 4de eeuw vertelde Eusebios van Caesarea in zíjn ¨Geschiedenis
v/d Kerk¨ dat afstammelingen van Yehosjoea´s broers voldoende
opvallend waren om door de autoriteiten op transport gesteld te
worden naar ROME!
Omdat die anekdote in strijd is met
Eusebios´ boodschap dat de bisschoppen de ware leer
doorgegeven hadden, mogen we aannemen dat ´t
informatie ìs díe té bekènd wàs òm te negéren èn
dat de familie van Yesjoea inderdaad ìn hóóg
áánzíen stònd?!
Dat is ook precies wat we
zouden verwachten kunnen:
de familie van Judas de Galileeër
speelde ´n ròl bij de sicariërs, de afstammelingen
van Gamliël I léidden de farizese
& rabbijnse stroming, bij de
sadduceeën van de familie van ANNAS,
schoonvader van hogepriester Kaifoe, [Chananya]
belangrijk!
Dàt óók Wetsgetrouwe Joden éigen léiders
hadden kan dus opnieuw de reden zijn niet geweest zijn
waaròm Jodendom & Christendom gescheiden wegen zijn
gegaan?!
De àfstand
tùssen de Wetsgetróuwe Christenen
èn de rabbi´s was niet zoveel groter dan die tussen de
essenen {´vroege chassidiem´} en
al die àndere
Joden.