42102 13/I De vreemdeling in de sneeuw?
QQleQ
¨Een paard!¨
riep de tempelknecht uit,
snakkend naar adem.
¨Kom gauw kijken.¨
´Waarom?´
vroeg ik zonder op te kijken. Ik was aan het schrijven,
zoals ik elke ochtend deed. Mijn krabbels bereikten niemand buiten deze donkere,
half vervallen hut, maar dat
deerde me niet.
¨Omdat het
geweldig groot is. Snel, vóór iemand
hem steelt.¨ ´Bedoel je voordat jij hem steelt?´ De jongen was zo opgewonden dat hij zijn emmer
warm water over de vloer liet klotsen. Hij mocht na zonsopgang in mijn hut komen om een warm bad
voor me te maken. Ik keek hem ernstig aan: ´Wat dacht je
van een beetje afstandelijkheid?´
¨Wàt?¨
vroeg hij. ´Ik dacht dat de priester je leerde niet zo opgewonden te raken.´
¨Ja, maar dàt was vóórdàt het paard kwam!¨ Als je hoog in deze bergen geboren bent,
is een loslopend paard een gebeurtenis. Waar zou dit paard vandaan komen? Waarschijnlijk uit het westen van het rijk, waar ze grote zwarte hengsten fokken. De lokale bevolking kende de dieren naar hun windrichting. Olifanten kwamen uit het zuiden, waar het oerwoud begint,
kamelen kwamen uit de woestijn
in het oosten.
Op al mijn reizen had
ik slechts één van deze grijze monsters gezien. Nèt een lopende múúr.
Vanuit het noorden, over de pas, kwamen de kleine harige pony´s die je híer veel zag. Handelaren gebruikten ze om van dorp naar dorp te reizen met hun koopwaar: hennep, zijde, wierook, zout, gedroogd vlees en meel. Dé noodzakelijke levensmiddelen plus zijde, dat in betere tijden gebruikt werd om een bruidje te versieren & in verdrietige tijden
om een lijk ìn te wikkelen.
Ik deed het penseel met inkt
weer terug in de houder en wreef het zwart van mijn vingers.
´Je kunt die emmer beter neerzetten vóór we allebei verdrinken,´ zei ik. ´En pak daarna mijn jas.´
Díe nàcht was ´n sneeuwstorm van de hoge bergtoppen neergedaald. De storm had tegen de gespannen dierenhuiden voor mijn ramen gebeukt en had dertig centimeter
verse sneeuw achtergelaten.
Ik kwam uit de hut
en keek om me héén. Híer is méér dàn een paard, dacht ik.
De tempelknecht was te ongeduldig om op me te wachten en rende het pad af naar beneden.
´Zóek de vreemdeling,´ riep ik. De jongen draaide zich òm. Ik had de wind in mijn rug en op deze hoogte reikte mijn stem erg ver. ¨Wèlke vreemdeling?¨ riep de jongen terug. ´Degene die van zijn paard is gevallen. Ga hèm zóeken. Zoek góed en treuzel níet.
De tempelknecht aarzelde.
Híj vond ´t veel fijner
om naar een mooi groot paard te kijken,
maar ´n lichaam zoeken in de sneeuw was ook aantrekkelijk! Hij knikte en ging de bocht òm
zodat ik ´m niet meer kon zien. ´n Volwassen man verdween gemakkelijk achter grote rotsblokken aan weerszijden van het pad, en een magere knul
al helemaal...
Ik volgde
hem langzaam,
maar niet vanwege m´n leeftijd.
Ik weet niet hóe oud ik ben. Dàt interesseert me àllàng niet meer.
Maar ik kan me nog steeds voortbewegen zonder dat mijn botten kraken.
Ik had de komst van de vreemdeling al twee dagen geleden voorzién,
maar níet die nachtelijke storm.
Hij zou
niet òmkomen
door de sneeuw, maar hoogst-
waarschijnlijk wèl door de koude lucht
die vàn de bergtoppen
ráásde.
Niemand ter
wereld kon zich
wapenen tegen
een dergelijke
kou...
Asih, man, 79 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende