48650 Ons ‘ik’ zoekt op alle mogelijke manieren al
QQLEQ BEVRÉDIGING EN VERVÙLLING, TOTDAT ‘T ONTDEKT DAT NIETS EIN~DIGS ‘T BLÍJVEND KAN VERVULLEN, EN DAT DIT NU ZÓ AL HET ‘IK’ ZÈLF HET GROOTSTE PROBLEEM IS? Dàn ìs Dé Mensch rijp voor ‘t “trans~persoonlijke”, dàn ontwaakt ìn òns ‘t verlàngen om dit o-zo bepèrkte ‘Ìk’ te óver~stíjgen, zichzelf over te geven aan de transcendenter grònd van ‘t bestáán! Déze hèréniging van de zíel met haar ÓERGROND wordt door veel mystici beschreven als ‘n ‘thuiskomen’, of als HÈT gaan kunnen hèrvìnden van ‘t OORSPRONKELIJKE GEZICHT, zoals het in ZÈN genoemd is geworden?