Alleen al de gedachte dat
Mijn lief, het wordt al donker. We hebben eigenhandig een leven gebouwd, waarin warme holletjes zijn en kieren waardoor het tocht. Dat voelen we wanneer we onze ruggen naar elkaar toe draaien.
Kom, por het vuur op dat altijd wel ergens in ons brandt. We hebben droge blokken verleden, dat ons de vlammen uit kan doen slaan, we hebben de olie van onze strelingen. We hebben blikken waarin het nog vonkt en het knettert als onze vingertoppen gaan over waar de huid het zachtst is en het kwetsbaarst.
Schenk de wijn in, lief. Breek het brood. Laten we elkaar voeden, elkaars dorst lessen. Maar laten we ook altijd hongerig en dorstig blijven als we elkaar zien, als we de kriebel van elkaars haar voelen, de vleug van adem langs een wang.
We hebben weinig nodig. Snufjes, mespuntjes, twijgjes, kruimpjes. Een sneeuwvlok die langs het raam naar beneden glijdt. En dat we daar dan samen naar kijken. En dat dat niet droevig is. Omdat alles wat er is, er alleen maar hoeft te zijn en verder niet. Zoals ook wij niets meer hoeven dan adem die tegelijk op en neer gaat, synchrone hartenklop.
Kom. Je hand, je lippen. Alleen al de gedachte dat.
Pelgrim, man, 123 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende