Asperger en het autismespectrum
Asperger wordt tot het autismespectrum gerekend. Zoals bij andere is er een onhandige motoriek, , met het lezen van sociale situaties, gebrek aan inlevingsvermogen, moeite met veranderingen, een neiging tot vaste, rituele gewoonten, en voorkeur voor bezigheden en interesses met sterk herhalende of systematische elementen, bijvoorbeeld het verzamelen van een bepaald soort voorwerp. Onderscheidend voor Asperger is dat de taalontwikkeling normaal is, zij het dat het taalgebruik vaak ongewoon is.
Het syndroom van Asperger heeft een aantal kenmerken met andere autistische stoornisen gemeen, bijvoorbeeld
* gebrekkige, grove motoriek
* moeite met het volgen of doen van meerdere dingen tegelijk
* moeite met communicatie (vooral nonverbale)
* moeite met veranderingen
* vaste, rituele gewoonten (vgl. bijgeloof)
* eenzijdige ontwikkeling van bezigheden en interesses met sterk herhalende, formele of systematische elementen (bv. verzamelingen aanleggen, fascinatie voor cijfers of machines)
* opgaan in fantasiewerelden (b.v. science-fiction-werelden)
Belangrijke verschillen met klassiek autisme zijn de praktisch normale taalontwikkeling, de normale intelligentie (hoewel met opvallende plus- en minpunten) en de normale neiging contacten met anderen te leggen (hoewel dat doorgaans niet goed lukt). Het syndroom van Asperger wordt om deze redenen vaak tot het mildere eind van het autismespectrum gerekend.
Afhankelijk van de aanpak van het diagnosecentrum zal iemand met het syndroom van Asperger de diagnose ‘autismespectrumstoornis’, syndroom/stoornis van Asperger, hoogfunctionerend autisme of PDD-NOS kunnen krijgen. Al deze diagnosen vallen binnen het autismespectrum en hebben dus bepaalde eigenschappen met elkaar gemeen.
De diagnose wordt bemoeilijkt door de uiteenlopende methodes en instrumenten om het syndroom van Asperger vast te stellen, en de verschillende diagnostische criteria. Naast de, ook in Nederland toegepaste, Amerikaanse diagnosecriteria van de DSM-IV, zijn er ook die van de Wereldgezondheidsorganisatie (ICD-10), de Szatmari diagnostische criteria, de criteria van Gillberg en de criteria die Tony Attwood hanteert.
[bewerk] Ontwikkeling in het onderwijs
Kinderen met het syndroom van Asperger vallen soms 'uit de boot' van het reguliere onderwijs, bijvoorbeeld door gebrekkig functioneren in de groep, specifieke problemen met een deel van de standaard lesstof, concentratiestoornissen en desinteresse. Vaak zijn de schoolprestaties goed of zelfs bovengemiddeld zijn, maar is het sociale gedrag minder, waardoor de kinderen gepest kunnen worden.
Speciaal onderwijs (in Nederland) of buitengewoon onderwijs (in België
kan dan door de meer individuele benadering een uitkomst zijn. Het onderwijs kan worden aangepast aan de specifieke talenten en zwakke kanten van de leerling, en er kan tijd worden besteed aan specifieke training voor het verbeteren van sociale vaardigheden.
[bewerk] Compensatie en camouflage
Veel meer dan mensen met klassiek autisme leren mensen met het syndroom van Asperger op den duur omgaan met hun moeilijkheden in de omgang met de omgeving en het ontwikkelen/uitbuiten van hun kwaliteiten c.q. specifieke talenten. Hun betere verbale vaardigheden en begaafdheid (gemiddelde tot hoge intelligentie) camoufleren vaak hun andere (ernstige) beperkingen. Deze camouflage, en de beperkte wetenschappelijke informatie die beschikbaar is over hun beperkingen, maken dat hun handicap door de hulpverlening onderschat wordt. Hun beperkingen op het vlak van sociale omgang en empathie zijn nochtans aanzienlijk, en leiden vaak tot sociaal isolement en economische achterstand.
[bewerk] Pluspunten
Mensen met het syndroom van Asperger kunnen zich, net als mensen met andere autistische stoornissen, volledig van de buitenwereld afsluiten en zich intensief en langdurig bezighouden met de eigen interesses. Daarnaast zijn zij heel erg precies en perfectionistisch (soms tot in het extreme), wat in bepaalde beroepen een voordeel kan zijn. In combinatie met een uitzonderlijk talent (wat overigens op zich weinig met het syndroom van Asperger te maken heeft) kan deze preoccupatie leiden tot bijzondere prestaties.
Er bestaat een trend om mensen met uitzonderlijke kwaliteiten, uit heden en verleden, het syndroom van Asperger toe te dichten. Men denkt dan bijvoorbeeld aan mannen als Béla Bartók, Salvador Dalí, Albert Einstein, Bill Gates, Leonardo da Vinci, Andy Warhol en Ludwig Wittgenstein.
[bewerk] Prevalentie
[bewerk] Extreem mannelijk gedrag?
Nog meer dan andere stoornissen uit het autismespectrum blijkt Asperger meer voor te komen bij mannen dan bij vrouwen.
Soms wordt het wel omschreven als "extreem mannelijk" gedrag, bijvoorbeeld door Simon Baron-Cohen in zijn boek The essential difference (2003). Mensen met Asperger zijn sterk gericht op technische details en resultaten (systematiseren), en juist weinig op contact en samenwerking (empathiseren), iets wat in de hersenen aan te wijzen is (zie amygdala); in het algemeen wordt het eerste als typisch mannelijk, het tweede als typisch vrouwelijk beschouwd.
Overigens spreekt Baron-Cohen niet van een stoornis, maar van een cognitieve stijl, met zijn eigen kwaliteiten, waar niet noodzakelijk iets aan "verbeterd" hoeft te worden.
[bewerk] Cijfers
Cijfers over het voorkomen van Asperger hebben meestal betrekking op kinderen.
Voordat de diagnose Asperger werd erkend, en alleen naar ‘klassiek autisme’ werd gekeken, heette 1 op de 2200 mensen "autistisch". Sinds de term ‘autismespectrumstoornis’ steeds meer aanvaard raakt wordt aangenomen (onder meer door het Vlaamse Autisme Centraal) dat 1 op de 1000 mensen klassiek autisme heeft en 1 op de 200 mensen een stoornis in het autistische spectrum heeft is. Het Nederlandse Landelijke Netwerk Autisme neemt aan dat ongeveer 1 op de 400 mensen autistisch is, waarvan een op vier vrouw.
[bewerk] Kenmerken
[bewerk] Sociale beperkingen
Mensen met het syndroom van Asperger kunnen vaak moeilijk tussen de regels lezen binnen de sociale context. Ze beseffen vaak niet intuïtief wat sociaal (én cultureel) aanvaard is, en vinden niet altijd de juiste toon of mimiek om hun eigen emotionele toestand te uiten. Ze zijn er vaak slecht in om letterlijke en figuurlijke taal uiteen te houden en om iemands lichaamstaal te lezen (met uitzondering van duidelijke lichaamstaal, zoals boos of blij kijken). Ze weten vaak ook niet wanneer ze aan het woord moeten/kunnen komen en wanneer niet. Metaforen zijn voor mensen met Asperger vaak moeilijker te begrijpen, terwijl hun eigen metaforen juist voor de omgeving onbegrijpelijk zijn. Als indirect gevolg daarvan hebben ze in mindere of meerdere mate last van gedachteblindheid, terwijl ze van de andere kant vaak met een origineel idee kunnen komen.
Deze beperkingen zijn door inzet van het verstand en oefening na loop van jaren vaak wel min of meer te compenseren. Gewoonlijk leert men gedurende zijn adolescentie gemakkelijker met mensen om te gaan. Ook het spelen met niet-letterlijk taalgebruik is te leren; in veel humoristen gaat Asperger verscholen. [bron?]
Op lees– en schrijfvaardigheid presteren mensen met Asperger gemiddeld of bovengemiddeld. Wat sociale vaardigheden betreft loopt kennis meestal voorop op de sociale ontwikkeling, de praktische vaardigheden in de sociale omgang. Psychologen meten vaak een groot verschil tussen IQ (hoog) en EQ (laag). Meestal is het IQ (ver) boven het gemiddelde en is het EQ (ver) onder het gemiddelde. Ook is er tussen deze twee quotiënten vaak een soort jojo-effect, dat ook bij veel hoogbegaafden te zien is: zodra het IQ stijgt, gaat dit ten koste van het EQ en worden zodoende de sociale vaardigheden en emotionele ontwikkeling minder. Als de persoon zich minder concentreert op z'n intellect en intelligentie, kan dit soms juist weer gunstig werken op de sociaal-emotionele vaardigheden.
Sommige autistische personen herkennen ook gemakkelijker de lichaamstaal van andere autisten terwijl neurotypische ('normale'
mensen het daar veel moeilijker mee hebben. Veel van de sociale moeilijkheden zouden volgens mensen met het syndroom van Asperger te maken hebben met een wederzijds onbegrip, in die zin dat noch de autistische persoon noch de ‘neurotypical’ (de standaardmens) elkaar verstaan. Een belangrijk verschil hierbij is dat mensen met het syndroom van Asperger zich hier vaak van bewust zijn, anders dan de gemiddelde neurotypical. Een hieruit voortvloeiende veelgemaakte fout is dat vele neurotypische mensen denken dat iemand met het syndroom van Asperger hén niet begrijpt, terwijl het tegenovergestelde ook waar is. Vaak denken neurotypicals dan ook dat zij iemand met het syndroom van Asperger (gedeeltelijk) begrijpen, met als gevolg dat deze minder tot niet meer naar iemand met het syndroom van Asperger luisteren.
Een veel voorkomend misverstand is dat de beperkte sociale contacten en activiteiten van iemand met Asperger een gevolg zouden zijn van angst. Desinteresse is waarschijnlijker. Drukke sociale gebeurtenissen zijn voor iemand met Asperger zinloos en onaangenaam.
[bewerk] Opgaan in afwijkende interesses
Mensen met het syndroom van Asperger kunnen intense preoccupaties koesteren. De precieze interesse verschilt per persoon; vaak is deze sterk gespecialiseerd en maakt op buitenstaanders een willekeurige indruk. Verzamelwoede komt veel voor: niet alleen van postzegels, maar ook ongebruikelijke soorten objecten zoals ventieldopjes, schoenveters of fietsstandaarden. Ook het verzamelen van encyclopedische kennis komt veel voo, bijvoorbeeld over computers, reptielen, fototoestellen, wiskunde of het weer, al dan niet gecombineerd met het praktisch omgaan met deze zaken. Kenmerkend voor Asperger (en autisme in het algemeen) is niet zozeer wat de precieze interesse is, maar vooral de intensiteit waarmee men zich ermee bezighoudt.
Hans Asperger noemde de kinderen met het syndroom van Asperger die hij observeerde, ‘professortjes’ omdat hij vaststelde dat de 13-jarige patiënten een even uitgebreid en genuanceerd beeld hadden over hun ‘onderzoeksgebied’ als professoren. Maar typerend is dat het overzicht vaak ontbreekt.
Dergelijke interessen bieden een kunstmatige geordende wereld, die iemand met Asperger respijt geeft van de overdonderende, en onvoorspelbare en onhandelbare wereld van alledag. Het geeft een doel, uitdaging en bevrediging waarvan men de regie volledig zelf in de hand heeft. Het verslavende en verlossende effect is wel enigszins te vergelijken met dat van verslavende middelen.
Het is gewoonlijk wel zo dat iemand met het syndroom van Asperger gedurende zijn kindertijd een paar keer van interesse wisselt. Een kind dat bijvoorbeeld op zesjarige leeftijd de betekenis van alle verkeersborden uit zijn hoofd weet, kan zich drie jaar later de hele tijd met dinosauriërs bezighouden of hartstochtelijk postzegels verzamelen. In de puberteit komt de definitieve interesse gewoonlijk vast te liggen.
Kinderen en adolescenten met het syndroom van Asperger hebben doorgaans weinig geduld voor wat zich buiten hun interesses afspeelt. Op school worden ze gezien als hoogbegaafden, omdat ze duidelijk beter presteren dan hun leeftijdgenoten in hun interessegebieden maar daarbuiten sterk ongemotiveerd zijn. Bij een aanzienlijk deel van mensen met het syndroom van Asperger ligt het IQ ver boven het gemiddelde. Anderen daarentegen zijn niet meer dan gemiddeld begaafd, maar zijn hypergemotiveerd om de beste te zijn van de klas.
De combinatie van beperkte sociale vaardigheden en preoccupaties leidt tot ongebruikelijk gedrag, zoals het verwelkomen van een vreemde met het afsteken van een lange monoloog over een stokpaardje, in plaats van zichzelf kortweg, zoals de huidige maatschappij verwacht, voor te stellen. Sommige volwassenen ontwikkelen meer tolerantie om te diversifiëren en de wereld en haar bevolking te verkennen.
[bewerk] Dwangmatig handelen
Veel mensen met Asperger hebben moeite realistische eisen aan zichzelf te stellen. Vaak wordt een interesse of handeling gekozen die te hoog gegrepen is. De belangstelling voor het onderwerp is in grote mate aanwezig, maar het overzicht, de inzicht in de essentie, ontbreekt. In praktische aangelegenheden leidt dat tot "gepruts": uren onder de motorkap van een auto liggen zonder vuile handen te krijgen, of dagenlang met het aansluiten van een cd-speler bezig zijn zonder het beoogde resultaat. Meestal bestaat er geen plan B; de hulp van anderen inroepen is al helemaal geen optie. Extreem doorgevoerd kan dit gedrag leiden tot sociale gedragstoornissen en emotionele afzondering. Verder is ook het obsessief en dwangmatig schoonhouden van bijvoorbeeld de auto, de verzameling tinnen soldaatjes of de audioapparatuur typerend.
Anderzijds kan de enorme gedrevenheid, geduld en extreme fixatie en concentratie op het oplossen van een bepaald probleem, het willen begrijpen van een complex geheel of het willen bereiken van een bepaald beoogd doel, bijzondere resultaten of prestaties opleveren. Van diverse uitvinders en wetenschappers (bv. Albert Einstein en Isaac Newton) wordt daarom ook vermoed dat ze mogelijk aan de stoornis geleden hebben of er in ieder geval trekken van gehad hebben.
[bewerk] Bijzonder taalgebruik
Mensen met het syndroom van Asperger staan bekend om hun "pedante" manier van spreken. Hun taalgebruik is vaak opvallend formeel en barok is voor de gegeven situatie; ook komen ze vaak autoritair over, door de stelligheid van hun uitspraken en vaak een eentonige uitspraak. Een vijfjarige met Asperger neemt gemakkelijk een intonatie en taalgebruik aan dat beter past in een universiteitscursus, vooral als het zijn hobby betreft. Mensen met het syndroom van Asperger kunnen vaak heel erg lang over hun specialisme blijven praten (dit wordt 'fiepen' genoemd), terwijl de ander er eigenlijk al geen interesse meer voor toont.
De mens met Asperger wekt met zijn manier van spreken vaak hilariteit, of juist dodelijke ernst; dit kan de aanzet zijn tot een loopbaan als grappenmaker, waarbij de nadruk vaak zal liggen op taalgrappen (woordspeling, woordspel, kreupelrijm, satire) en absurde humor; niet op serieuze kritiek of op situationele humor, die de interactie tussen gewone mensen tot onderwerp heeft.
Sommigen maken taal op zich tot hun interesse. Zij kunnen uitblinken in spelling, ze genieten van dictees en van het uitleggen van spelling- en grammaticaregels, ze kunnen lezen en voorlezen als kinderen die jaren ouder zijn; dit alles staat los van de inhoud van de tekst, die ze misschien niet eens begrijpen (hyperlexie).
Hoewel mensen met het syndroom van Asperger over het algemeen geen stoornis in hun taalontwikkeling en spraak hebben, kunnen zij absoluut wél moeite hebben met het op gang houden van een gesprek. Soms kan het voorkomen dat ze even niets meer weten te zeggen en niet of slecht uit hun woorden kunnen komen. Dit is ook heel erg afhankelijk van de inhoud van het gesprek, de situatie en het gespreksonderwerp. Wanneer iemand met het syndroom van Asperger moet praten over 'koetjes en kalfjes' zal hij/zij sneller vastlopen dan wanneer het over een van z'n interessegebieden gaat of een ander 'zakelijk' onderwerp. Mensen met het syndroom van Asperger vinden het dan soms ook erg wonderlijk dat neurotypische mensen zomaar heel gemakkelijk over vrije onderwerpen (koetjes en kalfjes) kunnen praten en daarbij voortdurend uit de losse pols het gesprek op gang weten te houden.
Echolalie evenals palilalie kunnen eveneens voorkomen bij mensen met het syndroom van Asperger, zowel als bij anderen uit het autismespectrum. Toch geven kinderen met het syndroom van Asperger vaak blijk van gevorderde mogelijkheden op vlak van taal in vergelijking met hun leeftijdgenoten. Toch zou het jammer zijn als we ons beperken tot deze mogelijkheden, gezien taal in combinatie met de sociale beperkingen het dagelijks leven vooral in de volwassenheid kan ontwrichten.
[bewerk] Emotionele bijzonderheden
Iemand met het syndroom van Asperger heeft het soms moeilijk emoties van anderen te plaatsen, in het bijzonder de subtiele boodschappen door gelaatsuitdrukkingen, oogcontact en (intiem) lichamelijk contact. Ze zijn vaak sterk egocentrisch, maar lang niet altijd egoïstisch. Mensen met het syndroom van Asperger zijn vaak emotioneler dan anderen, maar hun vermogen om deze emoties te kanaliseren en op een maatschappelijk aanvaardbare manier te uiten, ontbreekt. Bedoelingen opnemen en de vorm om hun eigen bedoelingen te uiten, is bij mensen met het syndroom van Asperger, net als bij andere mensen uit het autismespectrum, moeilijk te realiseren. Expliciet zijn en in een heldere taal (dat wil zeggen zonder gebruik van figuurlijke taal en onduidelijke begrippen zoals het woord normaal in "doe eens normaal"
uitleggen wat men als niet-autistische persoon wil en bedoelt, kan veel verwarring en onbegrip uit de weg gaan. Een persoon met het syndroom van Asperger kan wanneer zaken op een onverwachte manier gaan, last krijgen van emotionele spanning. Kwaadheid, agressie, paniek of een huilbui kan dan bij sommigen het gevolg zijn.
Het overgrote merendeel van de wetenschappelijke informatie die beschikbaar is over het syndroom van Asperger heeft betrekking op kinderen. Over de wijze waarop het syndroom bij volwassenen tot uitdrukking komt, beschikken we momenteel meer over vermoedens dan harde feiten. Men veronderstelt dat de meeste mensen met het syndroom van Asperger op den duur leren omgaan met de symptomen (d.w.z. punten waarop ze van anderen verschillen).
[bewerk] Diverse kenmerken
Mensen met het syndroom van Asperger hebben een diversiteit aan zintuiglijke, ontwikkelings- en psychologische bijzonderheden. Fijne motorische vaardigheden kunnen bijvoorbeeld vertraagd zijn (veel mensen met het syndroom van Asperger zijn slecht in gym en sport). Een merkwaardige manier van wandelen of een gepreoccupeerde manier van vinger-, hand-, arm- of beenbewegen.
Mensen met het syndroom van Asperger zouden zich tevens aangetrokken voelen tot orde en routine, terwijl verandering in routines en vaststaande ordes bij sommigen angstaanvallen of irritatie kunnen veroorzaken. Ook overprikkeling en extreme gevoeligheid voor tast, geluiden, smaken etc. zijn mogelijk. Deze overgevoeligheid leidt ertoe dat ze zich slechter kunnen concentreren. Als er in een kamer een klok tikt, kan die klok hen uit hun slaap houden, hoewel de gevoeligheid voor onregelmatige prikkels vaak groter is.
Sommigen zijn zelfs extreem gevoelig voor harde geluiden of sterke geuren of houden er allerminst van aangeraakt te worden, bijvoorbeeld met de hand op de schouder of door te kussen. Het tikken van een klok, het druppelen van water uit een defecte kraan, hoe stil ook, of het fladderen van een dwergvlieg kan zulke mensen tot razernij brengen. Te fel licht, knipperend licht zoals TL-verlichting, TV-toestellen c.q. pc-monitoren met lage refresh rate, de nieuwe LED-achterlichtverlichting van personenauto's (sommige aspergers kunnen dat knipperen tot wel 80Hz zien) en te felle kleuren kunnen letterlijk een marteling zijn. Bij de meesten komt deze extreme gevoeligheid niet voor. Veel mensen met het syndroom van Asperger hebben wel moeite om bijvoorbeeld geluid te filteren in een lawaaiige omgeving (bijvoorbeeld een dancing met harde muziek). De harde geluiden op zich zijn niet hinderlijk, maar het is erg moeilijk voor hen om stemgeluid te filteren van het overige geluid, waardoor ze andere mensen in deze lawaaiige omgeving niet goed kunnen verstaan.
Ook onderprikkeling is mogelijk wanneer mensen met het syndroom van Asperger niet reageren op bepaalde prikkels, soms zelfs hevige pijnen. Dit komt echter meer voor bij andere stoornissen in het autismespectrum.
Bovendien kunnen mensen met het syndroom van Asperger te maken hebben met perifere problemen, zoals klinische depressie, oppositioneel-opstandige gedragsstoornis, syndroom van Gilles de la Tourette, angststoornissen (met name obsessief-compulsieve stoornis en fobieën). Er zijn ook mensen met het syndroom van Asperger die ook gediagnoseerd worden met dysgrafie, dyspraxie, dyslexie of dyscalculie. Mensen met het syndroom van Asperger vertonen ook wel kenmerken van depressie als gevolg van de matige communicatie met en het onbegrip met betrekking tot de buitenwereld.
[bewerk] Gevolgen van het syndroom van Asperger
[bewerk] Kindertijd
Mensen met het syndroom van Asperger ervaren vaak problemen in de sociale relaties met leeftijdgenoten.
Zo worden ze in hun kindertijd en adolescentie vaak het lijdend voorwerp van menig plagerij en pesterij op school door hun afwijkend gedrag, taal, interesses en hun beperkte mogelijkheden om sociaal aangepast gedrag te vertonen, en niet of op onverwachte wijze op non-verbale signalen te reageren. Vaak zijn mensen met het syndroom van Asperger zich niet bewust dat ze gepest worden of werden, en geloven dat hun pesters hun vrienden zijn, terwijl anderen meteen zien dat deze ‘vrienden’ achter hun rug hem uitlachen.
Daarenboven nemen deze kinderen dingen vaak extreem letterlijk en hebben het moeilijk om sarcasme en cynisme op te pikken. Het kan ook zijn dat iemand met het syndroom van Asperger gelooft dat iemand niet serieus bezig was, terwijl dat net wel zo bedoeld was (of andersom, dat ze denken dat een grap serieus bedoeld was). Vaak zijn kinderen of tieners met het syndroom van Asperger zich niet bewust van wat er verkeerd is gegaan en hoe. Zij die zich wel bewust zijn van fouten, hebben dat heel vaak pas later door. Toch is het ook mogelijk voor iemand met het syndroom van Asperger om het sarcasme te zien, maar gewoon simpelweg te negeren, en zo conflict te vermijden.
Kinderen met het syndroom van Asperger zijn, in tegenstelling tot andere kinderen uit het autismespectrum, aanvankelijk heel actief sociaal zoekend. Naarmate hun beperkte sociale vaardigheden hun tegenslagen opleveren, zullen ze zich terugtrekken en uiteindelijk mogelijk antisociaal gedrag vertonen.
De combinatie van beperkingen en uitzonderlijke mogelijkheden die deze camoufleren kan soms leiden tot problemen met leraren of directie of college leerlingen (gepest of verstoten worden). Sommige mensen met het syndroom van Asperger negeren of beseffen soms niet hun autoriteit, omdat dit een sociale conventie is. Ze behandelen iedereen dan een beetje hetzelfde, los van hun sociale positie. Sommige kinderen met het syndroom van Asperger gaan bij leraren vaak door voor ‘probleemleerling’. De beperkte tolerantie voor ordinaire opdrachten zonder uitdaging maken dat een kind met het syndroom van Asperger een lagere frustratiedrempel heeft en arrogant en ongedisciplineerd kan overkomen. Het kind zelf kan als gevolg daarvan agressie-aanvallen en vluchtgedrag vertonen.
Veel mensen met het syndroom van Asperger hebben een extreem moreel gevoel, en zullen minder snel geneigd zijn om dingen te doen die niet mogen en juist wel respect hebben voor gezaghebbenden zoals leraren en directie. Het komt vaak voor dat ze een 'voorbeeldleerling' zijn omdat ze zich (meer dan anderen) aan de regels houden en goede resultaten halen.
Hoewel het leren op school vaak geen probleem is, kunnen er wel problemen ontstaan bij bijvoorbeeld stages of opleidingen met weinig structuur zoals lesmethoden waarin niet klassikaal les wordt gegeven. Bij dergelijke lesmethoden worden scholieren aan hun lot over gelaten, ze moeten zelf studeren en naar de leraar stappen wanneer ze een probleem hebben. De stap om naar de leraar te stappen, kan voor veel mensen met het syndroom van Asperger een te grote stap zijn en ook de ontbrekende structuur kan voor problemen zorgen.
[bewerk] Volwassenheid
Mensen met het aspergersyndroom zijn niet gedoemd te lijden. De interesses in hun kindertijd kunnen hun mogelijk een betaalde baan opleveren, al blijven de sociale beperkingen vaak een niet te onderschatten drempel tot slagen.
Het komt bij veel mensen met het aspergersyndroom voor dat ze oppervlakkig gezien, zich net zo normaal ontwikkelen als ieder ander. Pas als (heel) subtiel naar de persoon gekeken wordt en/of de persoon uitgebreid psychologisch onderzocht wordt, blijkt dat er iets aan de hand kan zijn. Mede hierdoor krijgen veel mensen met Asperger pas relatief laat een (juiste) diagnose. Ook kan het voorkomen dat slechts het enkel kennis krijgen van de betekenis van aspergersyndroom of autisme, al voldoende is om te weten dat de persoon het syndroom van Asperger heeft. Een andere oorzaak van late diagnosticering/onderkenning is dus algemene onbekendheid van de stoornis onder het volk; ook onder veel medici en hulpverleners. Voorlichting en informatieverspreiding over het syndroom van Asperger is dus (nog steeds) erg belangrijk. Het komt regelmatig voor dat de persoon met Asperger eerder een zelfdiagnose doet (bv. door lezen van boeken of informatie internet) voordat z'n omgeving het door heeft. Veel van deze Asperger-mensen ervaren teleurstelling in de blijkbare onkennis en onkunde van de psychiatrische en medische hulpverlening. Aan de andere kant worden er ook zelfs mensen officieel en onofficieel als iemand met het syndroom van Asperger gediagnosticeerd, terwijl deze mensen niet of nauwelijks problemen in hun leven hebben gehad (bijv. Bill Gates). Ook hieruit blijkt dat het syndroom van Asperger niet altijd een handicap of ernstige stoornis hoeft te betekenen, soms juist het tegendeel. Veel mensen met het aspergersyndroom erkennen hun beperkingen en proberen zich aan te passen. Het lukt volwassenen met het syndroom van Asperger vaak, ook al hebben ze geen diagnose, zelf hun aanpassingsproces te regelen, zonder behandeling. Ze ervaren nochtans dezelfde problemen als veel mensen met autisme. Het verschil is dat mensen met het syndroom van Asperger op volle toeren hun (hoge) intelligentie gebruiken om het aanpassingsproces te ontwikkelen, in tegenstelling tot lager functionerende autisten die soms levenslang hulpbehoevend/onaangepast blijven, én in tegenstelling tot neurotypischen die voor hun aanpassingsproces zowel sociaal-emotionele vaardigheden als intelligentie (gelijkmatig verdeeld) gebruiken.
Zo kunnen mensen met het aspergersyndroom zowel in interesses opgaan en hier zeer bedreven in zijn, maar doen ze ook eenvoudige dingen in het huishouden soms langzaam. Soms is er zelfs sprake van inertie. De vaat doen bijvoorbeeld vergt meer moeite, wat soms de (verkeerde) indruk geeft dat iemand met het syndroom van Asperger lui is. Veel autisten hebben daarom een dagschema dat hun het leven vergemakkelijkt.
In werksituaties zijn het vaak gedreven en soms harde werkers, in de zin dat ze niet of weinig kletsen met andere collega's, zich niet af laten leiden door het (sociale) gebeuren om hen heen en hierbij vaak gewoon stug doorgaan met werken, zonder onderbrekingen. Wanneer het werken vooral fysieke/motorische en/of veel wisselende handelingen betreft, kan soms inertie of onhandigheid optreden. Een aantal aspergerpatiënten 'trainen' hierbij soms voortdurend zichzelf om hun zwakke plekken te verbeteren en te verbergen. Dit trainen kost hun soms meer tijd en moeite dan bij neurotypischen. Veel aspergerpatiënten gaan voor kwaliteit en perfectheid, maar minder voor kwantiteit en snelheid.
Mede door hun 'superieure' aanpassings- en camouflagetechnieken, zijn er aspergerpatiënten die hun gehele leven nooit geweten zullen hebben dat ze aan de stoornis geleden hebben. Door steeds betere voorlichting en bekendheid wordt deze groep steeds kleiner en komt er geleidelijk aan steeds meer begrip, aandacht en respect voor de groep mensen die eerst werd aangezien als 'zonderling', 'niet-sociaal', 'eenzelvig' of 'contactgestoord'.
Mensen met het syndroom van Asperger scoren vaak onvoldoende op een sollicitatiegesprek of persoonlijkheidstest, of ervaren, als ze desondanks toch de betrekking krijgen, veel misverstanden of pestgedrag op het werk. Ook worden ze dikwijls ontslagen zonder dat ze goed begrijpen waarom (vooral ongediagnosticeerde aspergers die van niets weten hebben dit nogal eens). Ze ervaren veel moeilijkheden een levensgezel te vinden, of raken gescheiden om tal van redenen buiten hun wil. Veel mensen met het syndroom van Asperger blijven levenslang alleenstaand en hebben (nog) nooit een relatie gehad. Dit kan een bewuste keuze zijn, maar is vaak tegen hun wil in. Zelfs tot op latere leeftijd ervaren veel mensen met het syndroom van Asperger dat ze niet behoren tot de wereld rondom hen. Anderzijds zijn er ook volwassenen met het syndroom van Asperger die trouwen, kinderen krijgen, een gelukkig gezinsleven ervaren, een universitaire titel krijgen en een goed betaalde baan hebben. Toch komt dat vaak door veel zelfkennis, een focus op hun mogelijkheden, en aanpassingen door de omgeving.
[bewerk] Ondersteuning
Er zijn diverse instanties waar mensen met een autistische stoornis terecht kunnen voor begeleiding en/of lotgenotencontact. Naast officiële instanties zoals de GGZ zijn er verenigingen zoals PAS (Personen uit het Autisme Spectrum) (welke zich richt op normaal begaafde volwassenen (18+) met autisme) en de NVA (Nederlandse Vereniging voor Autisme) (welke zich vooral richt op ouders met autistische kinderen).
[bewerk] DSM-criteria
Het DSM-IV geeft de volgende criteria (299.80):
* A. Kwalitatieve tekortkomingen in de sociale interactie, wat blijkt uit minimaal twee van de volgende criteria:
1. Duidelijke tekortkomingen in meerdere vormen van niet-verbaal gedrag, bijvoorbeeld rechtstreeks oogcontact, gelaatsexpressie, lichaamshouding en gebaren in sociale context.
2. Onvermogen tot het aangaan van relaties met leeftijdgenoten die passend zijn bij het niveau van ontwikkeling.
3. Ontbreken van het spontaan delen van vreugde, interesses of prestaties met anderen (bijvoorbeeld geen voorwerpen tonen, geven of aanwijzen).
4. Gebrek aan sociale of emotionele wederkerigheid.
* B. Beperkte herhaalde en stereotiepe gedragspatronen, interesses en activiteitenpatronen, wat blijkt uit minimaal één van de volgende criteria:
1. Overheersende preoccupatie met een of meer stereotiepe en beperkte interessepatronen die afwijkend is in intensiteit of aandachtsgebied.
2. Duidelijk inflexibel vasthouden aan niet-functionele routinehandelingen of rituelen.
3. Stereotiep en herhaald motorisch gedrag (bijvoorbeeld fladderen of draaien van handen of vingers of complexe bewegingen met het hele lichaam).
4. Duidelijke preoccupatie met delen van voorwerpen.
* C. De aandoening leidt tot klinisch significante tekortkomingen op sociaal of beroepsmatig gebied of op andere belangrijke terreinen.
* D. Er is geen klinisch significante achterstand in de taalontwikkeling (bijvoorbeeld woorden op tweejarige leeftijd, zinnen op driejarige leeftijd).
* E. Er is geen klinisch significante achterstand in de cognitieve ontwikkeling of in de ontwikkeling van zelfhulpvaardigheden, aanpassingsgedrag (sociale interactie niet meegerekend) en de nieuwsgierigheid naar de omgeving.
* F. Er is niet voldaan aan de criteria voor een andere pervasieve ontwikkelingsstoornis of schizofrenie.