bioindustrie

Het verhaal van de bio-industrie is een niet bepaald vrolijk verhaal. In de laatste vijftig jaar is de veehouderij van een kleinschalige (ambachtelijke) bedrijfstak veranderd in een grootschalige industrie. Niet omdat de boer dat wilde, maar omdat de spiraal naar groter en meer, die werd aangestuurd door overheid en banken, het vrijwel onmogelijk maakte kleinschalig te blijven werken. In 1950 waren er in ons land bijvoorbeeld nog 'slechts' 2 miljoen varkens. Momenteel zijn dat er zo'n 13 miljoen. Er zijn in Nederland dus vrijwel evenveel varkens als mensen, hoewel je zelden varkens aantreft in het landschap. Waar zitten ze dan??? Verborgen achter hekken in donkere schuren. Als de Nederlandse varkens kop aan staart zouden staan, zouden ze een slinger maken tot aan Australië. En om de dieren in de Nederlandse bio-industrie te voeden is een buitenlands landbouwareaal nodig dat 7x zo groot is als de landbouwgrond in Nederland. Grond die beter benut zou kunnen worden om voedsel te produceren voor de lokale bevolking, die nu vaak honger lijdt.
Jaarlijks worden er zo'n 500 miljoen dieren in de bio-industrie op brute wijze gehouden op ca. 45.000 bedrijven. Op één bedrijf leven vaak duizenden of zelfs tienduizenden dieren. Zij worden eerder gezien als een product dan als levend wezen met gevoel en emoties. Om de kosten laag te houden is het productieproces in de bio-industrie zoveel mogelijk geautomatiseerd. Het voeren gebeurt vaak mechanisch, door de computer gestuurd. Bij storing worden dieren direct de dupe. Mest wordt vaak via een lopende band afgevoerd. In de pluimveehouderij is het voeren, de mestafvoer en zelfs het rapen van de eieren geautomatiseerd. De 'boer' loopt slechts een enkele keer door de stallen om de dode dieren te verwijderen. Individuele aandacht geven aan dieren is in zulke grote bedrijven niet meer mogelijk. Een boer is een industrieel geworden, die voornamelijk de automatische systemen in de gaten houdt en de boekhouding doet.
Na de tweede wereldoorlog gingen boeren steeds meer dieren houden, in steeds kleinere hokken. De prijs van een ei anno 2002 is gelijk aan die van vlak na de oorlog: 10 eurocent. Dat kan alleen maar over de rug van de (legbatterij)kip tot stand zijn gekomen. Door het grote aanbod en de lage prijs werd vlees een massaproduct. Hierdoor werd het mogelijk iedere dag vlees te eten. In de jaren vijftig en zestig werd de basis gelegd voor de bio-industrie zoals we die tegenwoordig kennen. Inmiddels zijn de vroegere boerderijen uitgegroeid tot 1 van de grootste industrietakken van Nederland.
Jaarlijks produceert de Nederlandse veehouderij zo'n 3 miljoen ton vlees en bijna 10 miljard eieren, waarvan meer dan 75% wordt geëxporteerd. Er gaan miljarden euro's om in deze industrie.
De schaalvergroting en automatisering hebben niet alleen gevolgen voor het welzijn van de dieren, maar ook voor het milieu en voor de ontwikkelingslanden. Een groot deel van ons veevoer wordt verbouwd op plaatsen waar heel veel behoefte is aan voedingsgewassen voor mensen. En doordat we zo enorm veel dieren op een kluitje houden en zulke enorme hoeveelheden veevoer importeren, zitten we in Nederland met een mestoverschot.
Ook de gezondheid van de consument is niet gebaat bij grote hoeveelheden vlees. Gelukkig worden steeds meer mensen zich bewust van de negatieve kanten van de bio-industrie. Consumenten, maar ook boeren en vele winkelbedrijven, kiezen steeds vaker voor een dier-, mens- en milieuvriendelijker alternatief, zoals bijvoorbeeld scharrel- of biologisch vlees.


DUS EET GEWOON BIOLOGISCH VLEES vrolijk OF GEEN VLEES NOG BETER nahnah erg vrolijk
30 nov 2005 - meld ongepast verhaal
Weet je zeker dat je dit verhaal wilt rapporteren? Ja | Nee
Profielfoto van ik:naomie
ik:naomie, vrouw, 34 jaar
   
Log in om een reactie te plaatsen.   vorige volgende