net op de fiets.
ik hoorde stemmetjes.
sukkel, klootzak, bitch, vuile tering lijer.
ik dacht dat het iemand achter me was ofso.
ik fietste weg ik was bang.
niemand op de weg.
het was stil.
werd gek van de stemmetjes in mijn hoofd.
heb ik het gedaan.
was ik het
heb ik het fout gedaan.
neeee neeee neeee ik was het niet
deze keer echt niet
deze keer was jij het.
maar waarom voel ik me dan zo schuldig.
fietste naar een muur.
een stenen muur.
zette me fietst er tegen.
spande mijn vuist aan.
pats pats.
ik kon er niet tegen.
ik sloeg tegen de muur.
het bloed sijpelde eruit.
langzaam heel langzaam een druppel.
en nog een druppel.
steeds iets sneller.
ik moest huilen.
huilen leunend tegen het muurtje aan.
het muurtje waar ik vroeger voetbalde.
waar me matties echt me matties waren.
en niet mensen die het verkeerde pad op zijn gegaan.
ik pakte me fiets weer.
ging naar huis.
heb me zus der bij geroepen.
heb het aan haar uitgelegt.
heb tegen haar aan gezeten.
heb tegen haar aan gehuild.
ze trooste me.
ze zei lieve woordjes
na dit hielp ze me met een verbandje op mijn vuist te doen.
en nu zit ik beetje achter pc.
vriendloos omdat iedereen op vakantie is.
naja niet iedereen.
sommigen negeren me.
sommigen hebben me geblokt.
juist de mensen die ik nu nodig heb...
ik durf me niet meer te vertonen buiten.
met mijn verband.
iedereen zal vragen wat is der gebeurd
nee daar heb ik geen zin in.
de komende dagen zit ik thuis.
in mijn kamer.
te bang om naar buiten te gaan.
te bang om haar recht in haar ogen te kijken
en te zeggen hoeveel ik van haar hou
dat ik alles voor haar over heb.
en dat ik heel misschien.
me leven voor haar wil geven.
als wij maar vrienden blijven.
vrienden voor altijd.
maar nu....