Dagboek van een huismeester: niezen en nieren.
Ik heb last van hooikoorts. In een ernstige vorm. Hoofdpijn, kortademigheid, constant moe, jeuk achter de oren, aan mijn verhemelte, neus, en het ergste van al: aan mijn ogen, die ook nog eens branden en opzwellen zodra ik er in ga wrijven. Niet doen, zegt iedereen, maar dat zijn mensen die er zelf geen last van hebben. Op een gegeven moment is het zo erg, dat je niet anders meer kan. En het lucht op zolang je wrijft. Als je stopt, zwellen je ogen zodanig op dat je bijna niks meer ziet van de tranen en de zwelling. Vorig jaar heb ik een prik gehad en was ik er binnen 3 dagen vanaf. Dit jaar dacht ik slim te zijn en op tijd een preventieve prik te halen. Dat werkt dus niet. Tenminste gedeeltelijk. Het is stukken minder dan voorgaande jaren, maar het beheerst nog steeds mijn dagelijkse leven.
Van de week zat ik 's morgens achter mijn laptop in de brasserie op mijn werk te puffen en te zuchten van de ellende van de hooikoorts. Ik fiets naar mijn werk langs of door de B-wegen en zijn dus de eerste uren het ergst. Toen ik zat te tikken, ging de lift open en werd er een cliënt (ik zal hem de kapitein noemen) naar beneden gebracht. Hij werd vlak bij mij neer gezet, wachtend op een taxi om naar het ziekenhuis te worden gebracht. De kapitein moet drie keer per week naar het ziekenhuis voor een nierdialyse. Iedere maandag, woensdag en vrijdag wordt hij om half negen opgehaald en om een uur of drie komt hij weer terug. Uitgeput. Hij voelt zich dan alsof hij een halve marathon heeft gelopen. Gaat dan naar zijn kamer en komt er niet meer uit die dag.
'Frans', zegt hij, 'wat zit je allemaal te kreunen en te zuchten. Is er iets?' Ik leg hem uit dat ik veel last heb van hooikoorts. Hij zegt dat hij dat nog herinnert van zijn jeugd en dat het verschrikkelijk is. Ik bevestig zijn woorden en realiseer me op dat moment dat ik eigenlijk niks te klagen heb.
De kapitein zijn ringvinger is een paar weken geleden geamputeerd, hij zit in een rolstoel, ziet zijn vrouw bijna niet omdat zij vanwege haar ziekte niet vaak langs kan komen en is vaak erg moe. Toch heb ik vaak leuke gesprekken met hem over van alles en nog wat, kan grapjes met hem maken. Laatst was ik aan het stofzuigen vlak bij hem en hij vroeg of hij opzij moest. Ik zei dat als hij in de weg staat dat ik hem wel een zetje geef, of dat ik hem gewoon naar buiten duw, regen of niet. Hij kon er om lachen.
Hij pakt regelmatig zijn scootmobiel, zet zijn kapiteinspet op en rijdt het centrum in, op zoek naar lekkere dingen om te eten. Ook klaagt hij regelmatig. Voornamelijk over het slechte eten dat bij ons geserveerd wordt en dat hij in een verpleeghuis zit in Middelburg in plaats van zijn geliefde Vlissingen. Hij mist de kust, de boulevard. Ik als geboren en getogen Vlissinger begrijpt dat maar al te goed. Als Vlissinger wil je nog niet dood gevonden worden in Middelburg. De rivaliteit tussen de twee steden is alom aanwezig. Vooral bij de ouderen en bij de verschillende sporten.
De kapitein klaagt wel, maar nooit over zijn ziekte. Toch niet in het nabij zijn van anderen. En daar kan ik alleen maar respect voor opbrengen. Wel zei hij mij een keer dat als hij er geen zin meer in heeft, hij gewoon stopt met de nierdyalise en dat het dan binnen de week met hem is gedaan.
Ik heb last van hooikoorts. Dat is lastig en soms verschrikkelijk lastig. Maar niet meer dan dat.
Vetri, man, 56 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende