Het d-/t-probleem

Beste mensen,

Ik moet even eerlijk iets opbiechten. Ik ben een spellingsfreak. Ik kan dan ook niet tegen spelfouten en al helemaal niet tegen mensen met een d-/t-probleem. Mijn innerlijke ik gaat dan zo hard tekeer dat ik minstens 3 seconden nodig heb om deze weer te laten bedaren en daarmee ben ik ook direct de draad van een verhaal kwijt. Laat mij alsjeblieft van jullie verhalen genieten! Daarom: een snelcursus spellen met d'tjes en t'tjes voor de gemiddelde speller.

De werkwoordstam
De simpelste manier om van een woord de stam te krijgen is door eenvoudigweg van het hele werkwoord -en weg te laten en evenueel klinkers aan te vullen. Een stam eindigt meestal niet op een dubbele medeklinker: de laatste daarvan kun je weglaten.
lopen - stam: loop
zitten - stam :zit
geeuwen - stam: geeuw


Van sommige werkwoorden is het echter moeilijker de stam te verkrijgen. Dit zijn werkwoorden met een z of een [/v] in de stam. Een z verandert gewoonlijk in een s. Een v in een f.
verhuizen - stam: verhuis
verven - stam: verf


Bij deze woorden moet je in de onvoltooid verleden tijd goed opletten. Om te kijken of er een -d of een -t volgt, moet je de stam met v/z gebruiken ter vergelijking met het kofschip. Na deze speciale vorm ven werkwoorden zal dus altijd een -d volgen in de onvoltooid verleden tijd en het voltooid deelwoord.

De onvoltooid tegenwoordige tijd
ik stam
jij stam + t
hij/zij/het stam + t
wij stam + en
jullie stam + en
zij stam + en

Let dus altijd over welke tijd je het hebt! Spreek je over een derde persoon enkelvoud in de onvoltooid tegenwoordige tijd: zet ALTIJD een t achter de stam.

Voorbeeld:
ik loop
jij loopt
hij/zij/het loopt
wij lopen
jullie lopen
zij lopen

Uitzondering
Gebruk je de 2e persoon enkelvoud in een vraagzin, laat dan de t weg. Voorbeeld:

Loop je graag op straat?

De onvoltooid verleden tijd
Bij zwakke, regelmatige werkwoorden:
ik stam + de/te
jij stam + de/te
hij/zij/het stam + de/te
wij stam + den/ten
jullie stam + den/ten
zij stam + den/ten

Woorden die in de stam al op een d of t eindigen, zullen dus automatisch dubbel t of dubbel d krijgen in de onvoltooid verleden tijd.

Bij onregelmatige werkwoorden en sterke, regelmatige werkwoorden is dit totaal anders. Meestal zijn de onvoltooid verleden hiervan wel bekend. (lopen - liep, kijken - keek, enz.)

Wanneer gebruik je -de en wanneer -te?
Om te bepalen wanneer je -de of -te gebruikt in de verleden tijd, zoek je eerst wat de laatste letter van je stam is. Als je deze laatste letter eerder van v naar f of van z naar s veranderd hebt, gebruik je de oorspronkelijke letter: v of z (zie uitzondering bij de stam).
Vervolgens bepaal je of deze letter voorkomt tussen de letters van
'T KOFSCHIP
Als dit wel het geval is, moet je bij de onvoltooid verleden tijd -te gebruiken.
Als dit niet het geval is, moet je bij de onvoltooid verleden tijd - de gebruiken.

Het voltooid deelwoord
Om te bepalen of de laatste letter van een voltooid deelwoord (ven een zwak, regelmatig werkwoord) op een -d of -t eindigt, kun je bovenstaande regel ook gebruiken.


Tot zover mijn vriendelijke uitleg.
Nu maar hopen dat mijn irritaties voortaan binnen de perken blijven.

Liefs, Jeananas


P.S. Ben ik geslaagd als Nederlands-lerares?
23 nov 2006 - meld ongepast verhaal
Weet je zeker dat je dit verhaal wilt rapporteren? Ja | Nee
Profielfoto van Jeananas
Jeananas, vrouw, 35 jaar
   
Log in om een reactie te plaatsen.   vorige volgende