Jonathan Livingston Seagull

Het was ochtend en de nieuwe zon strooide goud op de golfjes van een kalme zee.
Ver weg, helemaal alleen, was Jonathan Zeemeeuw aan het oefenen.

Op enkele tientallen meters hoogte liet hij zijn poten met de zwemvliezen wat zakken, tilde zijn snavel omhoog, en probeerde uit alle macht een pijnlijk moeilijke, draaiende vleugelslag vol te houden. Door zijn vleugels verder gebogen te houden kon hij langzamer vliegen, en nu ging hij steeds langzamer, totdat de wind op zijn kop een zuchtje was, totdat de zee beneden hem stilstond. Toen frommelden zijn veren in elkaar, hij verloor zijn vliegsnelheid, en tuimelde neer.

De meeste zeemeeuwen geven zich geen moeite om meer te leren dan gewoon maar vliegen - van de kust naar zee om te eten, en dan weer terug. Voor de meeste meeuwen betekent vliegen hetzelfde als eten. Maar voor deze meeuw was vliegen het belangrijkst, belangrijker dan eten. Meer dan van wat ook ter wereld hield Jonathan Zeemeeuw van vliegen.

Hij was tot de ontdekking gekomen, dat deze manier van denken je nu niet bepaald populair maakte bij de anderen. Zelfs zijn ouders waren ontzet omdat hij hele dagen alleen wegbleef, honderden glijvluchten makend op geringe hoogte, experimenterend.

“Maar waarom toch, Jonnie?” vroeg zijn moeder. “Waarom is het zo moeilijk om te doen zoals de anderen in de Vlucht? Waarom laat je dat soort vliegen nu niet over aan de pelikanen of de albatrossen? Waarom eet je niet? Kind, je bent veer over been!”

“Het kan me niet schelen of ik veer over been ben, Ma. Ik wil alleen maar weten wat ik kan doen- in de lucht en wat niet, dat is alles. Ik wil het gewoon weten.”

“Luister eens, Jonathan,” zei zijn vader.” Die vliegerij is mooi, maar een glijvlucht kun je niet eten, dat weet je ook wel. Vliegen dient om te kunnen eten, vergeet dat niet.”

Jonathan knikte gehoorzaam. De dagen daarna probeerde hij zich te gedragen als de andere meeuwen; hij deed werkelijk zijn best, hij krijste en vocht met de anderen in de Vlucht, cirkelend om de pieren en de vissersboten, duikend naar stukjes vis en brood. Maar het deed hem niets.

Het duurde niet lang of Jonathan Zeemeeuw was weer alleen, ver weg op zee, hongerig,
gelukkig, en oefenend. Die dag verspilde hij geen tijd aan gesprekken met andere meeuwen, maar vloog door tot aan zonsondergang. Hij ontdekte de looping, de langzame rol, de meeuwenzwaai en het rad van avontuur.

Toen Jonathan Zeemeeuw zich bij de Vlucht voegde, was het al avond. Hij was duizelig en verschrikkelijk moe. Toch maakte hij van verrukking een looping, voordat hij landde, en een snelle rol voordat hij neerkwam. Als ze het horen, dacht hij, als ze horen van de Grote Doorbraak, wat zullen ze dan blij zijn. Wat wordt het leven van nu af aan mooi, we kunnen leren vliegen! Jaren van glanzende hoop en belofte lagen voor hem.

De meeuwen waren bijeen in de Grote raad, ze hadden op hem gewacht.

”Jonathan Zeemeeuw, treed binnen!” De woorden van de Oudste klonken plechtig.
Binnen treden betekende de hoogste eer of de diepste vernedering. Natuurlijk, dacht hij; zij hadden de Doorbraak gezien!

“Jonathan, wij zijn op aarde om te eten en in leven te blijven zolang als ons dat mag gelukken, en niet voor de vliegerij”, zei de Oudste. Het was alsof hij een klap kreeg. Zijn knieën knikten, zijn veren ritselden, hij hoorde het suizen in zijn oren. Onmogelijk! De Doorbraak! Ze begrijpen het niet! Ze vergissen zich!

Een meeuw geeft nooit antwoord als de Grote raad spreekt, maar Jonathans stem klonk luid door de stilte. “Maar vrienden!” riep hij, “duizenden jaren hebben we achter vissen aangejakkerd, maar nu hebben we eindelijk iets anders om voor te leven - om te leren, te ontdekken, om vrij te zijn! Geef me een kans, ik wil jullie laten zien wat ik ontdekt heb…”

Het leek of de Groep van steen was. Ze wilden hem niet begrijpen.

Jonathan Zeemeeuw bracht zijn dagen in eenzaamheid door, maar hij vloog nog veel verder weg dan het Grijze Klif. Iedere dag leerde hij meer. Hij ontdekte dat hij door een gestroomlijnde duikvlucht met hoge snelheid zeldzame en smakelijke vissen kon vangen: hij hoefde niet langer achter vissersboten te blijven hangen om in leven te kunnen blijven. Hij vloog dwars door zware mist, tot hoog in de duizeligmakende blauwe lucht… terwijl iedere andere meeuw ondertussen op de grond zat en niets anders om zich heen zag dan mist en regen.

Wat hij eens had gehoopt voor de Vlucht, viel hem nu zelf ten deel, hem alleen. Hij had geleerd te vliegen, en hij had geen spijt van de prijs die hij had moeten betalen.

Ze kwamen in de avond, en troffen Jonathan alleen, vredig voortglijdend langs zijn geliefde hemel. De twee meeuwen die naast zijn vleugels verschenen waren zuiver wit als sterrelicht, en het schijnsel dat ze uitstraalden was zacht en vriendelijk in de hoge donkere nachtlucht. Maar het mooiste van alles was de perfectie waarmee ze vlogen, hun vleugeltips bewegend op precies een centimeter afstand van de zijne.

Zonder een woord te zeggen onderwierp Jonathan hen aan zijn proef, een proef die nog nooit een meeuw doorstaan had. Hij draaide zijn vleugels en liet zijn snelheid teruglopen. De twee stralende vogels vertraagden hun vlucht tegelijk met hem, soepel, hun formatie gesloten houdend. Ze kenden het geheim van langzaam vliegen.

Hij vouwde zijn vleugels samen, en stortte zich in een duikvlucht, tot hij een snelheid bereikt had van driehonderdtachtig kilometer per uur. Ze doken naast hem, naar omlaag flitsend, nog steeds in formatie, zonder een enkele hapering.
Tenslotte voerde hij met die snelheid een langzame, verticale rol uit. Zij rolden naast hem, glimlachend.

Hij won weer hoogte en zweeg een tijdje, voor hij iets zei.
“Goed dan,” zei hij, “wie zijn jullie?”

“Wij zijn van jouw Vlucht, Jonathan. Wij zijn je broeders.” De woorden klonken kalm en beslist. “Wij zijn gekomen om je hogerop te brengen, naar huis.”

“Ik heb geen huis. Ik heb geen Vlucht. En we vliegen nu in de hoogste zone van de Grote Bergwind. Hoger dan dit kan ik niet komen.”
“Dat kun je wel, Jonathan. Want je hebt het geleerd. Je hebt de ene leerschool voltooid, en
het is tijd om aan een andere te beginnen.”

Ze hadden gelijk. Hij, Jonathan Zeemeeuw, kon wèl hoger vliegen, en het wàs tijd om naar huis te gaan. Hij wierp nog één keer een lange blik op de hemel, op dat prachtige zilveren land waar hij zoveel had geleerd.

“Ik ben bereid,” zei hij tenslotte.

En Jonathan Zeemeeuw steeg naar boven, samen met de twee witte sterrevogels, om te verdwijnen in de
strakke donkere lucht.


Muziek Neil Diamond
09 jan 2007 - meld ongepast verhaal
Weet je zeker dat je dit verhaal wilt rapporteren? Ja | Nee
Profielfoto van Isa
Isa, vrouw, 53 jaar
   
Log in om een reactie te plaatsen.   vorige volgende