Diep gewortelde liefde, word overwoekert door hardnekkige haat.
Een opgegeven droom, wakker geschrokken uit een nachtmerrie die zich continu herhaalt.
De angst, ik val oneindig en kan me nergens aan vastklampen.
Me ogen open gevoelloos kijk ik je aan.
Niet eens meer geschrokken, zelfs gewend er aan.
Het zout van je tranen en zweet, bijten in mijn wonden.
De tijd heelt ze niet, want het zal een litteken worden.
Mijn ogen slaan naar boven en in tranen vraag ik God: waarom?.
Krachtig als persoon, vol liefde daarom.
en zonder woorden zei hij:
Ik zou je niets laten tillen, als je het niet dragen kon!