Ik denk dat het de manier is waarop hij zit, waardoor ik terug blijf komen. Elke keer als ik weer tegen mezelf zeg: Doe het niet - you'll get hurt, kijkt hij weer op, langzaam. Dan kijkt hij me aan en lacht zachjes. Dan sta ik weer op uit mijn stoel, sla mijn benen om hem heen, kus hem. Daarna vervloek ik mezelf, omdat ik weer toegaf. Het zijn de manieren waarop hij kijkt; spottend, onzeker, vol verlangen. En dan die handen, jezus, die handen.
'Je bent me lief,' fluisterde ze op een dinsdagnacht. Niemand die het hoorde, niemand die haar zag.