Na al die tijd
De laatste keer dat ik je zag was in de zomer van 2018, twee dagen voor ik m’n nieuwe relatie begon. Ik gaf je een dagboekje waarin ik al mijn verdriet en boosheid had neergeschreven tijdens de maanden zonder jou.
We waren jong, we kenden elkaar beter dan wie dan ook. Ik kende je goed. Te goed. Je werd bang. Bang van mij. Bang van de verantwoordelijkheid om altijd een goede man te zijn.
Ik heb je graag gezien.
Soms krijg ik het moeilijk als mijn vriend me vraagt wie mijn eerste liefde was. Dat was jij. Dat zal jij altijd blijven. Je leerde me wat liefde is. Ik deed veel voor jou. Te veel. Alle eerste keren waren met jou. Eerste keer seks, eerste keer alleen op reis, eerste keer iemands familie leren kennen, eerste keer een schoonzusje, eerste keer een hond, eerste keer niet alleen aan tafel op Kerstavond, eerste keer ruzie, eerste keer bedrogen, eerste keer gebroken hart...
We zijn nu bijna vier jaar verder, langer dan wij ooit samen waren. Ik mis je niet meer. Alleen bij het schrijven van brieven zoals dit krijg ik nog een krop in de keel, of als iemand vraagt of ik nog wel eens iets van je hoor.
Ik had het toen graag anders gezien, ik had toen graag de rest van m'n leven aan je zijde gestaan, maar nu wil ik andere dingen. Nu wil ik een leven met S. Een leven zonder leugens, een leven zonder jaloezie. Een leven waarin ik niet moet vechten voor mijn plaatsje, een leven waarin ik niet van de troon gestoten wordt door nieuwe meisjes, een leven waarin ik me niet lelijk of te min voel. Een leven vol appreciatie, geluk en hard werken, een leven zonder opgeven en vooral een leven vol onvoorwaardelijke liefde van beide partijen.
Ik heb lang gewacht op de dag dat ik jou terug zou zien. Ik maakte scenario’s in mijn hoofd. Misschien kwam ik je tegen op de trein, maar toen besefte ik dat je nu waarschijnlijk geen treinen meer neemt. Misschien kwam ik je tegen tijdens het uitgaan, maar ik kwam je vrienden tegen zonder jou. Misschien kwam ik je tegen met je nieuwe vriendin, maar je hebt haar ook laten gaan. Misschien kwam ik je tegen in de stad, maar die stad was te groot. Misschien wachtte het lot tot ik niet meer op je wachtte.
Ik heb je graag gezien. Maar het belangrijkste is, dat ik ook weet dat jij mij graag gezien hebt. We hebben nooit afscheid genomen, nooit zijn we als vrienden op café geweest en hebben we gelachen en gehuild om wat er vroeger gebeurd is. Nooit hebben we elkaar als volwassenen gesproken. Nooit hebben we kunnen merci zeggen, voor alle herinneringen, voor al het moois.
Laatst kwam ik je (ex-)vriendin? tegen. Ze was in mijn dorp, bij mijn vrienden. Ik heb haar niet opgezocht, ik heb haar niet lastiggevallen. Ze huilde toen ze mij zag. Ik wou haar troosten, zeggen dat alles goed komt, zeggen dat ik weet hoe het voelt, zeggen dat ze er echt wel overheen zou komen, zeggen dat ze beter zal vinden. Maar ik liet haar huilen. De laatste persoon die ze nodig had, was ik. Ik voelde me sterk. Sterk omdat ik nooit meer voor je huil. Maar ik voelde ook haar pijn, de pijn om een liefde zoals jou te kennen. De pijn om een liefde zoals jou te verliezen. De pijn van ontrouw en van verraad. De pijn van onmogelijke liefde. De pijn van egoïsme.
Vrouwen zoals wij, zijn te veel voor mannen zoals jij.
Ooit spreek ik haar aan, dan dansen we samen en lachen we om wat ons ooit zo verdrietig maakte. En als het lot ons een beetje meezit, wandel jij dan de fuifzaal binnen.
Blauweogen, vrouw, 26 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende