NCH - Het Instituut
‘Het Instituut? Volg dit pad tot je op een openplek komt, maar weet je zeker dat je verwacht wordt? Er is geen weg terug hoor.’
‘De Westgang leidt zeker weten naar het Instituut, dat is waar de dienstbodes altijd vandaan komen.’
‘Jonge meisjes komen zwanger terug, of met het kind aan de borst. Kinderen die te dichtbij komen, zie je nooit terug.’
‘Het spookt er.’
Ondanks de waarschuwingen van de bewoners was het een algemeen geaccepteerd feit dat het Instituut een wonderbaarlijke plaats was die je met rust moest laten tenzij je ten einde raad was. In dat geval volgde je de Westgang tussen de bomen door, heuvelopwaarts en verradelijk glad wanneer het geregend had. Het was geen drukke weg, toch lagen er zelfs na een storm nooit afgebroken takken of bomen in de weg, onkruid stak nooit de kop op en het was gemakkelijk te volgen. Dit was een van de vele merkwaardigheden die aan het pad verbonden waren, iemand die nooit te zien was, misschien een gehele groep, had de taak op zich genomen om door weer en wind het pad te onderhouden.
Daarnaast hing er een vredige stilte die met elke pas ongemakkelijker aan ging voelen, totdat je je besefte dat er geen vogels te horen waren, geen gescharrel van de kleinere bosbewoners. Velen gaven het op dat punt om en zorgde ervoor dat ze rechtsomkeerd maakten. Zij wiens moed iets langer duurde kwamen regelmatig vossen tegen. Geen vossen die zich zo snel mogelijk over het pad heen haastten en weer in het struikgewas verdwenen, maar statige dieren die je recht aanstaarden en geen vin verroerde, maar geduldig wachtte tot je uit het zicht verdwenen was of een moment wegkeek voordat ze in het niets op leken te lossen.
De openplek was vaak een teleurstelling. Niet alleen bleek er geen pad te zijn om de reis op te vervolgen, vaker wel dan niet was ook het pad dat je naar die plek gebracht had spontaan verdwenen. De openplek had en grote pruimenboom in het midden staan, waar velen uit wanhopigheid onderdak zochten en baden om een oplossing. Hierna verschilden de verhalen sterk. De ene werd de volgende dag volledig uitgerust en vol goede moed wakker, waarna ze terug naar huis keerden, anderen zagen ineens een pad dat ze konden volgen en de laatste groep beschreven een magisch wezen. Mysterieuze verschijningen met onnatuurlijke oogkleuren die niet helemaal op Aarde leken te verkeren. Ze hadden vleugels die oogverblindend oplichtte in de zon, of waarbij zwart een te zwakke beschrijving was. Maar de meeste inwoners waren het er over eens dat deze verhalen duidelijk uit een andere traumatische ervaring voortgekomen moesten zijn.
De brug moest echter wel waar zijn - de grootmoeder van de grootmoeder van de plaatselijke bakker had het zelf nog gezien - en iedereen in Cragholm zou daar in geuren en kleuren over kunnen vertellen. De meest prachtige wezens waren op de pilaren naast de poort gekerfd, het vreemde goud zwarte metaal van de poort en het ingewikkelde patroon van de ballustrade vertelden over de prachtigste werelden. Het was een smalle brug, net groot genoeg voor een paard en wagen. Het geheel gaf de indruk al eeuwen oud te zijn en verbond twee delen van de berg aan elkaar over een diep ravijn waar de bulderende waterval zich verzamelde.
Het Instituut zelf leek als een monsterlijke hand uit de berg te breken, alsof het slechts een glimps was van iets veel groters en bovenal iets veel vreselijker dat binnenin de berg opgesloten zat. Vervolgens glijdt er een huivering over de sprekers ruggengraat, of verschijnt er een afwezige blik in hun ogen.
De vraag wie er dan in het Instituut wonen, wordt niet beantwoord. ‘Anders nog iets?’
Xuraz, vrouw, 33 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende