Je bent bijna 6. Je vindt voetbal erg leuk, maar snapt er nog niet veel van.
Toch doe je enthousiast mee in de oranjegekte van dit moment.
Op school maak je stennis omdat jij NIET mag opblijven voor de halve finale en je vriendjes zeggen dat wel te mogen. Ik laat je. Ik gun je je enthousiasme, zorg dat je de juiste oranje outfit aanhebt, dat je gezicht geschminkt is en dat je weet wanneer Nederland moet voetballen.
's Avonds met het naar bed gaan, rep je al niet meer over voetbal. Ik lees je voor over 3 ondeugende spookjes, zing "treintje naar dromenland" en "groene dal, stille dal" voor je en je valt rustig in slaap.
Tegen half 11 word je wakker. Wat een boel toeters! Wat een gegil! Je bent boos, wat is dat voor lawaai!
Ik vertel je dat Nederland gewonnen heeft en dus in de finale van het wk staat. "Wat is een finale?", vraag je me. Ik leg het je uit. We horen geplons en gejuich buiten. De buren zijn het zwembad in gedoken. Je mag kijken. Ik doe je kamerraam open en je mag even heel blij en hard naar buiten juichen. Je geniet.
Dan doe ik het raam weer dicht en wil tegen je zeggen dat je nog wel even mag kijken, maar je bent me voor. Je kijkt me aan, "mam, mag ik nu weer gaan slapen?"
Je loopt naar je bed, ik dek je toe, streel je over je wang... Je slaapt alweer.
Mijn grote kleine man.