Ik zal je iets vertellen voor we slapen gaan. Ik was vandaag de hele dag aan het werk. Ik had vandaag geen tijd voor jou, ik ben kortaf geweest. Maar er waren zoveel vragen en zoekend naar een antwoord schiep ik weer problemen. Ik heb zoveel gezien dat ik nu in het donker mijn ogen niet kan sluiten. Maar ik zou je iets vertellen voor we slapen gaan.
Ik zal je iets vertellen voor we slapen gaan. Ik kwam vandaag tot niets, ik heb niets gedaan. Ik ben zoveel van plan geweest maar ik weet niet meer waarom. Want als je na gaat denken en je zorgen maakt om anderen, zullen anderen je voorbij gaan. En ik heb te veel gezien, ik had mijn ogen open en ik kan ze niet meer sluiten. Maar ik zou je iets vertellen voor we slapen gaan.
Ik zal je iets vertellen voor we slapen gaan. Ik weet, ik heb me veel te druk gemaakt. Misschien dat ik vergeten wou dat ik zo eenzaam ben.
Dat wou ik je vertellen voor we slapen gaan: dat ik je nodig heb.