Wilhelmus
van Nassouwe
ben ik van Dietse bloed,
dit vaderland getrouwe blijf ik tot in de doet!
'n Prince van Oranje ben ik vrij onverveerd, de koning
van Hispanje heb ik altijd geëerd!
In Godes vrees te leven heb ik altijd betracht,
daarom ben ik verdreven, om land, om luid' gebracht.
Maar G d zal mij regeren als 'n goed instrument,
dat ik zal wederkeren in mijne regiment!
Mijn schild ende betrouwen ben jíj, o G d, mijn Heer! Op jóu zó
wil ik bouwen, verlaat mij nimmermeer! Dat ik toch vroom mag blijven, jouw dienaar t'aller stond: de tirannie
verdrijven, die mij mijn hart doorwondt.
Van al, die mij bezwaren en mijn vervolgers zijn, mijn G d, wil toch bewaren
de trouwe dienaar dijn; dat zij mij niet verrassen in hunne boze moed, hun handen
niet en wassen in mijn onschuldig bloed!
Oorlof, mijn arme schapen, die zijt in grote nood,
uw herder zal niet slapen, al zijt gij nu verstrooid! Tot G d wilt u begeven,
zijn heilzaam woord neemt aan, als vrome christen leven;
't zal hier haast zijn gedáán!
Voor G d wil ik belijden,
en zijner grote macht, dat ik te genen tijden de koning heb veracht,
dan dat ik G d de Here,
der hoogster majesteit,
heb moeten obediëren
in der gerechtigheid.
Kortom,
Diets is op 'n
eigen wijs/manier
'omringd door vijanden';
met 'n eigen regering, die dapper/vroom
het boze weerstaat & genoegen neemt
'G d te gehoorzamen'
[in principe]
...