KEERDE
ZICH TOT
JUDAS. “IK VOLG
JOUW RAAD OP! JÍJ
ZÉI TOCH DÀT WÍJ BÚITEN
DE WÈT STÒNDEN?” Maar ‘t boerengezin
nam de ezel niet van hàrte aan ÈN ‘t was duidelijk
dat de váder boos was. Yehosjoea wees naar ‘n geitenbokje
dat achter aan de kar vastgebonden was. ‘Geef me dat bokje. Ik zal ‘t
in de volgende stad òfferen.’ De man aarzelde & keek z’n vrouw vragend aan.
‘Èn ‘t vlees is voor jullie,’ voegde Yesjoe eraan toe. ‘DÀT belóóf ik.’ Dìt maakte de bóer
nòg achterdochtiger....... De boerin verbrak de geladen stilte & zei: “JE HÓÓFD!”
Yesjoea voelde aan zijn voorhoofd & voelde er vlak onder de haargrens
‘n grote rode striem. ‘t Dééd zeer òm de rode aan te raken, maar hij kòn zich niet herinneren
dat hij de striem ergens òpgelopen hàd? ‘’tIsNíets!’ zei hij. “ÌK ZORG ER WEL VOOR...
MÍJN ZÉGEN KAN JÓUW ZÒNDE GÓEDMAKEN,” drong de boerin aan. Miryam & Yehoedah
wìsten dat ‘t geen enkele zìn hàd òm ertegenin te gaan, dus ging Yesj op de kàr liggen & ‘t gezin
ging weer op pad. De vrouw wreef ‘n kompres op zijn voorhoofd. De doek stonk & toen ze
z’n hoofd verbond met ‘n reepje linnen, vetrok Yesjoea’s gezicht van de píjn!
‘Het spijt me,’ mompelde de vrouw & ze maakte ‘t verband ietwat losser.
Zònder òm toestemming te vragen, liep YUD & MIR achter de kar aan.
Ze hielden wel een respectvolle afstand, maar de vader & de zoon
keken hèn elke paar minuten waarschuwend aan.
Yesj ging overeind zitten & tot z’n verbazing
was hij duizelig?!
Over zijn ogen viel ‘n sluier van zwarte vlekken
als muskieten i/d zomer.
Hij besefte te laat dat hij flauwviel
& kòn ‘r niet meer tegen vechten.
De vlekken werden groter èn opeens
wìst hij hóe hij gewond wàs geraakt!?
Die vriendelijke vrouw bij de Tempel
èn de stekelige rozenkrans die zíj hèm hàd òpgedaan.
De rozen hadden hèm ‘n kleine & ogenschijnlijk
nog volkomen ònschadelijke schram bezorgd.
Èven zàg hij de hèldere róze bloemen &
hóórde hij haar weer giechelen.
Daarna werd alles
zwart.