Ik durf niet te gaan echt,
ik durf niet te gaan.
Mijn handen zijn vuil, verontreinigd.
Mijn voeten zijn ijdele wegen gegaan.
Mijn mond heeft anderen gepijnigd.
Mijn ogen werden geboeid,
door het werelds festijn.
Mijn oor werd door de duivel gevangen.
Mijn hart, dat een heilige tempel moet zijn,
dacht slechts aan één ding eigen verlangen.
'k Heb steeds weer gezondigd,
met lichaam en ziel.
Duister zwart Heer zijn mijn zonden.
Maar trots hef ik mijn hoofd op telkens weer,
zelfs wanneer ik voor U kniel.
Jezus, Uw schreeuw
aan het kruis uit Uw stervende mond.
Om mij door Uw Vader verlaten,
opdat ik altijd weer het open Vaderhart vinden kan.
Soms kan ik mij zelf er om haten,
dat ik uit Uw handen de bete aanvaard.
Dat ik naar de beker durf te reiken.
Vergeef mij Heer ik ben het niet waard.
Maar zonder U zou ik hier bezwijken!!!