...de grens tussen liefde en haat...
Een fractie van een seconde voor je binnen kwam wist ik al dat jij het was.
Alle haartjes in mijn nek gingen overeind staan. Ik kreeg het warm en koud, om en om. Mijn hart begon te bonken in mijn keel van gevoelens die ik dacht al lang achter me gelaten te hebben.
Ik zag je lopen.
Ouder.
Anders.
Maar toch nog redelijk hetzelfde, ik zou je in ieder geval overal herkent hebben.
Zenuwen gierde door mijn lichaam, iets waar ik eerst helemaal geen last van had gehad werd me nu te veel en ik begon ongemakkelijk heen en weer te schuiven op mijn stoel. Ik weigerde naar je te kijken.
‘Nou, hij is aardig leuk geworden,’ zei mijn zusje met een veelbetekenende blik in jou richting. Ik was blij dat we achteraan zaten, nu ik wel in je richting moest kijken. Het was waar. Maar je straalde ook een koelheid aan die me bijna deed huiveren. Mijn kleding was niet goed genoeg meer en nerveus begon ik met mijn ringen te spelen. Het plezier wat ik even daarvoor nog had gehad was ineens verdwenen. Ingeruild voor de zenuwen die mijn lichaam in beslag namen.
Was ik dan de enige die in al die jaren door had gekregen hoe je werkelijk kon zijn? De ene dag aardig en lief, en de volgende dag minachtend, koud en harteloos? Zagen ze dat niet? Was ik de enige aan wie je dat liet zien? Ik weet dat ik de enige was met wie je niet meer kon praten zonder een hatelijke opmerking te maken. Waar had ik dat aan verdient? Begon ik me af te vragen? Ik weet nog steeds niet wat ik heb gedaan. Maar van de ene op de andere week was het over. Kon ik niets meer goed doen. Onze vriendschap helemaal weg.
Toen het tijd was om op te staan en de rest naar voren te volgen voelde ik hoe je ogen me vonden. Ik kreeg de neiging me te verstoppen, maar dat was natuurlijk onmogelijk.
Tot mijn afschuw merkte ik dat ik tegenover je moest zitten, met slechts een paar mensen tussen ons. De glimlach op mijn gezicht voelde zo schijnheilig aan dat ik mezelf verafschuwde. Ik wilde niet naar je kijken, maar ik kon niet helpen dat mijn ogen soms in je richting afdwaalde.
Hoewel je zus me wel eens aankeek, deed jij dat gelukkig niet. Tenminste niet als ik jou aankeek. Je gezicht bleef de meeste tijd voor mij verborgen maar ik voelde je stille minachting. Het vermaak toen je mij daar zag staan. De spot…
Mijn stem trilde toen ik wat zei, ondanks mijn pogingen het niet te laten blijken. Ik heb niet veel meer meegekregen vandaag dan het zingen. De paar kleine momenten waarin mijn glimlach van schijnheilig in echt overging. En jou aanwezigheid die in mijn achterhoofd bleef zitten. Mijn hele lichaam nog altijd trillend van de zenuwen, die enkel jouw aanwezigheid opriep temidden van die hele zaal.
Ik rende opgelucht naar buiten in een poging af te koelen toen alles voorbij was.
Hoewel ik dolgraag wilde dat je me aankeek toen ik terug kwam, was dat ook iets wat ik echt niet wilde. Hoe tegenstrijdig.
Mijn zusjes helemaal verliefd op je.
Jij je daar niet van bewust.
Ik verkild vanwege de spanning. Twijfelend of ik nou opgelucht moest zijn dat ik ja had ontweken, of teleurgesteld om een gemiste kans in een poging het goed te maken.
Liefde en haat.
Ze liggen inderdaad heel dicht bij elkaar.
PureHope, vrouw, 119 jaar
Log in om een reactie te plaatsen.
vorige
volgende