De klaagzang van de Hofnar


Ben ik een dwaas?
Zonder meer. Van beroep zelfs.

Maar de wijn en het bloed vormen rivieren aan dit hof, en ik word langzaamaan ziek van het geveinsde mededogen, dat als wellustig kwijl uit de mondhoeken van mijn meesters druipt. Ik ben niet gek, maar als ik de mantel der waanzin laat vallen is mijn tijd op, en ik kan nog niet vertrekken, naar de hemel. Of de hel, dat doet er weinig meer toe.

Mijn masker staat mij velen malen beter dan mijn eigen aangeboren doodsmasker, maar tegelijk is het ondraaglijk dat niemand ooit van mij zal houden.

Mijn kuren ja, die slaan aan. Maar zij die om mij lacht, zal nooit om mij huilen. Ik bel, ik rel, maar als ik praat, ligt mijn hoofd bebloed in een mand.

Mijn spiegelbeeld is mijn liefste bezit, en mijn grootste vijand, want nooit zal iemand mij berouwen. Ik eet bij de honden, maar de echte honden hier, maken elke zaal tot een bed. Geen hal is nog onbesmet, en de wijnvlekken hebben de muren vol doodshoofdbloemen gekalkt. Niet dat ik er om zou geven… Zou ik niet net zo hard zuipen en neuken, en nog meer zuipen? Ik zou te zat zijn om op te staan, maar in mijn slaap de fles pakken, en de deernen verjagen.

Vanochtend hoorde ik een spreeuw vals zingen, en ik besloot uit het raam te vallen. Mijn spiegelbeeld reikte door het glas naar mijn strot, en alleen haar naam bracht mijn hersenen weer op hun plaats. Maar hoger dan de lendenen rezen zij niet. Ach, ik ben niet gek, maar ik moet het wel zijn, om hier te kunnen leven. Maar waarom, en hoe lang nog?

Voor hen die de wellust tot kunst verheven hebben, is liefde geen begrip meer. Is het mijn lot niet hen te kronen, hen lof toe te wuiven die niets dan afgunst en haat opwekken onderling, en slechts gelaten onverschilligheid van hen die zij zouden leiden? Buiten de muren is een wereld die zij al zo lang verlaten hebben, dat dit voorportaal van de hel minder met de werkelijkheid van doen heeft, dan een hitsige koortsdroom. Een enorm schouwtoneel, waarop alle amateurs zich Shakespeare wanen, en potsierlijk elkaar de koppen in slaan om elkaars wijven te kunnen nemen.

Als men god hier niet in de kerker heeft liggen, zal ik niet weten waar hij zich begraven heeft.
Waarom hangt een mens zo aan het leven?

Mijn vader is onvruchtbaar, en mijn moeder heeft geen kinderen, laat mij dan aan Lucifer geloven. Ach, kon ik maar één nacht met haar doorbrengen, ik zou het leven geven aan mijn opvolger, om mijn dagen te slijten in kerkers zonder kluchten.

Of ten minste,
Zonder maskers.

Een lach en een traan,
Laat mij niet lachen,

Neem uw hoed af,


Voor een zot


16 mei 2009 - bewerkt op 16 mei 2009 - meld ongepast verhaal
Weet je zeker dat je dit verhaal wilt rapporteren? Ja | Nee
Profielfoto van Deuteronom
Deuteronom, man, 43 jaar
   
Log in om een reactie te plaatsen.   vorige volgende